Vertaal deze pagina naar:

DE FAMILIE ROTHSCHILD ZIJN “ASJKENNAZISCHE JODEN”. DIT BETREFFEN JODEN ROND DE RIJN EN DE MAAS IN VOORMALIG AUSTRASIE (HUIDIG BELGIË, NEDERLAND, LUXEMBURG, DUITSLAND)

05-11-2024

Precies op de dag van de verkiezingen in de Verenigde Staten op 5 november 2024 is alles ontmanteld rondom de familie Rothschild, ook de moord op John F Kennedy. 

Het moest zo zijn dat Robert F. Kennedy jr. bij Trump op de lijst moest komen.

De familie Rothschild van 1577- heden.

De familie werd bekend met Mayer Amschel Rothschild (1744-1812), een hoffactor van de Duitse landgraven van Hessen-Kassel in de Vrije Stad Frankfurt, Heilige Roomse Rijk, die zijn bankbedrijf in de jaren 1760 oprichtte. De familie werd verheven tot de adel in het Heilige Roomse Rijk en het Verenigd Koninkrijk. In tegenstelling tot de meeste eerdere hoffactoren slaagde Rothschild erin zijn vermogen na te laten en een internationale bankiersfamilie te stichten via zijn vijf zonen, die bedrijven oprichtten in Parijs, Frankfurt, Londen, Wenen en Napels.

Door: Ad van Rooij

De familie Rothschild van 1577- heden

De familie Rothschild is een rijke Asjkenazische Joodse adellijke bankiersfamilie oorspronkelijk uit Frankfurt. De gedocumenteerde geschiedenis van de familie begint in het 16e-eeuwse Frankfurt; de naam is afgeleid van het familiehuis, Rothschild, gebouwd door Isaak Elchanan Bacharach in Frankfurt in 1567. De familie werd bekend met Mayer Amschel Rothschild (1744-1812), een hoffactor van de Duitse landgraven van Hessen-Kassel in de Vrije Stad Frankfurt,Heilige Roomse Rijk, die zijn bankbedrijf in de jaren 1760 oprichtte. In tegenstelling tot de meeste eerdere hoffactoren slaagde Rothschild erin zijn vermogen na te laten en een internationale bankiersfamilie te stichten via zijn vijf zonen, die bedrijven oprichtten in Parijs, Frankfurt, Londen, Wenen en Napels. De familie werd verheven tot de adel in het Heilige Roomse Rijk en het Verenigd Koninkrijk. (bron https://en.wikipedia.org/wiki/Rothschild_family)

De Asjkenazische Joden (de familie Rothschild) vormen een etnisch-religieuze groep binnen het jodendom. Ze worden onderscheiden van de Sefardische Joden en Mizrahi Joden, andere cultureel-religieuze groepen binnen het jodendom. De aanduiding Asjkenazisch of Asjkenazim werd door Joden in de middeleeuwen gebruikt voor Duitsland, meer in het bijzonder naar het gebied rond de Rijn, waaronder ook het Maasdal. De aanduiding Asjkenazim verwijst naar Askenaz, die in Genesis 10:3 genoemd wordt als zoon van Gomer. Vanaf de 9e eeuw ontstond onder Joden het gebruik om Joden die in Duitsland rond de Rijn woonden Asjkenazim te noemen. Na de verdrijving van Joden uit Engeland en Frankrijk in de 13e en 14e eeuw werd de aanduiding gebruikt voor alle Europese Joden, inclusief die uit Oost-Europa (waar veel Duitse Joden na de kruistochten naartoe trokken), maar exclusief die uit Spanje en Portugal, die Sefardim werden genoemd. (bron https://nl.wikipedia.org/wiki/Asjkenazische_Joden)

Sefardische Joden of Sefardim zijn Joden wier voorouders in Spanje en Portugal leefden. In 1492 werden zij als gevolg van het verdrijvingsedict gedwongen Spanje te verlaten, dan wel zich tot het christendom te bekeren. In 1497 werden de Sefardim in Portugal voor dezelfde keuze gesteld. Hiermee kwam een einde aan een periode van openlijke Joodse aanwezigheid op het Iberisch Schiereiland, die al zou dateren van de Fenicische of latere Carthaagse periode, dus in ieder geval teruggaat tot voor de Romeinse verovering van Iberië. (bron https://nl.wikipedia.org/wiki/Sefardische_Joden).

Mizrachi-Joden of Mizrachim, ook wel 'Oostelijke Joden' is in Israël een verzamelbenaming voor Joden die afstammen van geloofsgenoten die zich in de eeuwen voor en de eerste eeuwen na Christus vestigden, dan wel zich tot deze religie bekeerden in het Midden-Oosten, Noord-Afrika, Centraal-Azië en de Kaukasus. Het betreft een etnische diversiteit van Iraakse Joden, Syrische Joden, Libanese Joden, Perzische Joden, Afghaanse Joden, Buchaarse Joden, Maghreb-Joden, Berber-Joden, Koerdische Joden, Bergjoden, Ethiopische Joden, de Joden in India, Pakistan en de Baghdadse Joden. Soms worden ook de Jemenitische Joden tot deze groep gerekend, maar meestal worden die als aparte groep gezien.

De familie Rothschild werd verheven tot de adel in het Heilige Roomse Rijk en het Verenigd Koninkrijk en slaagde erin zijn vermogen na te laten en een internationale bankiersfamilie te stichten via zijn vijf zonen, die bedrijven oprichtten in Parijs, Frankfurt, Londen, Wenen en Napels en werd daarbij de grote geldverstrekker voor het verkrijgen van de "totalitaire dictatoriale macht" over alle "acht miljard wereldbewoners" als gevolg van het voortgezette feodalisme vanuit het 't Sticht Utrecht (grofweg de provincie Utrecht) en 't Oversticht (thans Overijsel, Drenthe en de Stad Groningen) en de geheime Bilderbergconferenties onder aansturing van de Duitse keizer en koning Wilhelm II van Pruisen (van 10 november 1918 tot 4 juni 1941), opgevolgd door prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld (van 4 juni 1941 tot 26 mei 1998), opgevolgd door prins Maurits van Lippe-Biesterfeld van Vollenhoven(van 26 mei 1998 tot heden)

Het feodalisme (van het Latijnse feudum of leen) (zie plaatje hieronder) is het gelaagde machts-, bestuurs- en samenlevingssysteem gebaseerd op een leenstelsel, dat zich in grote delen van Europa ontwikkelde na de Val van het West-Romeinse Rijk (circa 500), tot op heden, wat zich vanuit het graafschap Holland vanuit het huis Oranje-Nassau – wat in werkelijkheid het huis Nassau-Breda (Nederland) is – vanuit het koninkrijk Arles (Bourgondië) heeft voortgezet en met de hulp van de Benelux-Unie, de Europese-Unie, de Verenigde Naties, de Rooms-Katholieke kerk, de protestante kerken en de Anglicaanse Kerk over nagenoeg de gehele wereld heeft kunnen uitbreiden en daarmee is uitgegroeid tot de huidige Nieuwe Wereldorde als een HEL OP AARDE, waarmee het voortbestaan van het menselijk leven op aarde op zeer korte termijn dreigt te verdwijnen als naar aanleiding van dit met de hulp van God tot stand gebrachte geschrift met de daarin aangereikte "mondiale oplossing" niet onmiddellijk wordt uitgevoerd.

Het hertogdom Beieren in samenhang met de Feodale periode van het Graafschap Holland

De grootvader van Pepijn de Korte was Pepijn van Landen, die in de Kronieken van Fredegar, de belangrijkste bron over zijn leven, wordt genoemd als zoon van Carloman van Landen. Verder is over zijn afkomst weinig met zekerheid bekend. Zijn naam komt van de Vlaams-Brabantse stad Landen, zijn waarschijnlijke geboorteplaats. Pepijn was afkomstig uit een familie van grootgrondbezitters in het Maasdal. Hiermee hebben is historisch onderbouwd dat de oorzaak van de huidige Nieuwe Wereldorde als een HEL OP AARDE is terug te voeren naar de grootgrondbezitters in het Maasdal dat uit mond in het graafschap Holland.

Gezin van Carloman van Landen

  • Hij is getrouwd met (1) Amalaberge van Thüringen in het jaar 570, hij was toen 25 jaar oud.
  • Hij is getrouwd met (2) Gertrude (van Beieren) der Merovingen in het jaar 585, hij was toen 40 jaar oud.

Kind(eren):

  • Pepijn I (de Oude) van Landen, Heer van Herstal, Hertog Van Brabant 585-639
  • Amalaberge van Landen 590-????
  • Amalberthe van Landen 595-????

Notities bij Carloman van Landen
Carloman, werd eerst genoemd in "Het leven van Pepijn de Oude" uit de IXe eeuw zonder verdere kwalificatie, opnieuw in een genealogie van Karel de Grote uit de Xe eeuw: " Carloman, hofmeier van Austrasie onder Theobert (596-612), broer van Thierry en vader van Pepijn", het ontbreken van verdere gegevens uit die tijd deed ernstig twijfelen aan de titel, maar voldeed om Carloman hier te accepteren. Het ligt meer voor de hand om de beide dochters aan de tweede vrouw toe te kennen i.p.v. aan de eerste. (bron https://www.genealogieonline.nl/stambomen-koe-muller/I3853.php)

Pepijn II van Herstal (Herstal, ca. 635 – Jupille-sur-Meuse, 16 december 714), bekend onder de bijnamen de Jonge, de Middelste of de Dikke, was een Frankische hofmeier. Hij was de zoon van de hofmeier Ansegisel en van (de heilige) Begga, een dochter van de hofmeier Pepijn van Landen. Hij werd begraven in de abdij van Sint-Arnulf (zijn grootvader) in Metz. (bron https://nl.wikipedia.org/wiki/Pepijn_van_Herstal)

(Leven) Door de mislukte staatsgreep van zijn oom Grimoald was zijn familie in politieke ongenade gevallen, waarbij veel prominente familieleden, onder wie zijn vader, gedood waren. Pepijn had nog wel de omvangrijke familiebezittingen langs de Maas en de Moezel. Door zijn huwelijk met Plectrudis (rond 670) verwierf hij nog meer bezittingen aan de Moezel en in de Eifel. Ook wist hij veel prestige terug te winnen door Gundewin te doden, de moordenaar van zijn vader. In 679 was Pepijn een van de leidende edelen in Austrasië (zie foto). Samen met Martin van Laon leidde hij het verzet tegen de hofmeier Ebroin van Neustrië en Bourgondië, die ook de macht in Austrasië wilde verwerven. De Austrasiërs werden bij Laon verslagen, Martin werd gedood en Pepijn moest vluchten. In 680 werd hij hofmeier van Austrasië. Een jaar later werd Ebroin vermoord, en Pepijn sloot een verdrag met diens opvolger Waratton. In 687 kwam hij echter in conflict met Berthar, de nieuwe hofmeier van Neustrië en Bourgondië. Pepijn versloeg hem in de Slag bij Tertry. Koning Theuderik III benoemde Pepijn tot hofmeier van het gehele rijk en Pepijn erkende Theuderik als enige koning. Berthar overleed eind 688 of begin 689. Vervolgens liet Pepijn zijn zoon Drogo trouwen met Anstrude, dochter van Waratton en weduwe van Berthar. In 695 versloeg hij de Friezen, onder aanvoering van Radboud, in de Slag bij Dorestad en veroverde hij alle gebieden ten zuiden van de Rijn. Aan de missionaris Willibrord gaf hij een oud Romeins fort, nu de stad Utrecht, als steunpunt voor zijn zending onder de Friezen. Ook onderwierp hij de Alemannen. In 691 deed hij een schenking aan de abdij van Sint-Arnulf te Metz. In 695 benoemde hij zijn zoon Grimoald II tot hofmeier in Neustrië en zijn zoon Drogo tot hofmeier in Bourgondië.

(Opvolging) Nadat zijn zonen Drogo (708) en Grimoald (714) nog tijdens zijn leven waren overleden, benoemde Pepijn op aandringen van Plectrudis zijn minderjarige kleinzoon Theudoald, de zoon van Grimoald, tot zijn opvolger. Theudoald was echter nog te jong om zelf te regeren. Toen Pepijn van Herstal op 16 december 714, bijna tachtig jaar oud, plots in Jupille (nu een deel van de Luikse agglomeratie in het moderne België) overleed, zou Plectrudis voorlopig het regentschap uitoefenen.

Jupille-sur-Meuse is een plaats in de Belgische provincie Luik en een deelgemeente van de provinciehoofdstad Luik. Tot 1963 was de officiële naam Jupille. De plaats ligt op de rechteroever van de Maas, een viertal kilometer stroomafwaarts vanuit het centrum van Luik. Door bebouwing en industrie is de kern vergroeid met de stedelijke kern van Luik. Het Jupiler-bier, genoemd naar de gemeente, wordt hier gebrouwen in de brouwerij Piedbœuf (AB InBev groep). (bron https://nl.wikipedia.org/wiki/Jupille-sur-Meuse).

Zijn rechtmatige kleinkinderen riepen zichzelf inderdaad uit tot Pepijn van Herstals ware opvolgers, en probeerden met de hulp van Plectrudis hun positie als hofmeier van het paleis in stand te houden. Karel Martel, de oudste zoon van zijn tweede vrouw, had echter de gunst van de Austrasische adel gewonnen. Hij had zich bewezen als een krachtig militair, die zijn volgelingen door succesvolle plundertochten van omvangrijke buit kon voorzien. Ondanks de inspanningen van Plectrudis, die hem enige tijd gevangen liet zetten, slaagde Karel er in de enige hofmeier van het paleis en de de facto heerser van het Frankische Rijk te worden. Hier ging echter wel een meer dan drie jaar durende machtsstrijd, de zogenaamde Frankische Burgeroorlog (715-718), aan vooraf. Karel Martel wordt de eerste van de Karolingen genoemd (oorspronkelijk een partijnaam tijdens de Frankische Burgeroorlog), en de kinderen en kleinkinderen van Plectrudis de laatsten van de Pepiniden.

De grootvader van Pepijn de Korte was Pepijn van Landen, die in de Kronieken van Fredegar, de belangrijkste bron over zijn leven, wordt genoemd als zoon van Carloman van Landen. Verder is over zijn afkomst weinig met zekerheid bekend. Zijn naam komt van de Vlaams-Brabantse stad Landen, zijn waarschijnlijke geboorteplaats. Pepijn was afkomstig uit een familie van grootgrondbezitters in het Maasdal. Hiermee hebben is historisch onderbouwd dat de oorzaak van de huidige Nieuwe Wereldorde als een HEL OP AARDE is terug te voeren naar de grootgrondbezitters in het Maasdal dat uit mond in het graafschap Holland.

De status van het Hollandse huis bleek gestegen toen in 938 Dirk II op achtjarige leeftijd werd verloofd met de net geboren Hildegard, de dochter van Arnulf I van Vlaanderen. De graaf was in deze periode meer een militaire gezaghebber die de aanvallen van de Vikingen moest weerstaan en daarbij onder de bisschop van Utrecht viel.

In 985 gaf koning Otto III, op verzoek van zijn moeder Theophanu een aantal gebieden in eigendom (proprium) aan graaf Dirk II die hij eerder in leen (beneficium) had gekregen. Dit was het gebied tussen de rivieren Liora (Lee) en Hisla (Hollandse IJssel) – Masaland – villa Sunnimeri, het gebied tussen de rivieren Medemelaka en Chinnelosara gemerchi – Kinheim – en Texla.

In 993 kwam graaf Arnulf om het leven bij een poging zijn opstandige onderdanen tot gehoorzaamheid te dwingen. Dit gevecht vond plaats bij Winkel en wordt gezien als een eerste teken van de libertas van de Friezen, maar op dat moment was er nog geen sprake van scheiding tussen West-Friesland en Kennemerland. Dirk III was nog te jong om het bestuur op zich te nemen, waarop zijn moeder Lutgardis van Luxemburg deze taken waarnam. In 1005 was Dirk oud genoeg om zelfstandig het graafschap te besturen, maar maakte hij nog steeds dankbaar gebruik van de goede connecties van zijn moeder. Volgens Thietmar van Merseburg kwam het tot een verzoening met de Friezen door toedoen van haar zwager, koning Hendrik II. De koning vertrok vanuit Utrecht per schip met een leger om de Friese opstand te onderdrukken.

Om de promessa in te lossen die hij had gedaan naar aanleiding van de Friese aanvallen, ging Dirk III daarna op bedevaart naar Jeruzalem. Bij zijn terugkeer bleek het noorden nog dusdanig onveilig dat hij naar het zuiden trok en rond Vlaardingen, dat buiten zijn leen lag, grond begon te verpachten om het in cultuur te laten brengen. Bovendien bouwde hij een burcht bij Silva Meriwido, het latere Vlaardingen. Vanuit die burcht dwong hij de kooplieden die in hun schepen langsvoeren, onderweg van Tiel naar Engeland en vice versa, om tol te betalen.

Op de rijksdag van Nijmegen van 1018 (waar het Heilige Roomse Rijk vergaderde en waaraan honderden vorsten, vorst-bisschoppen en vorst-abten of -abdissen deelnamen) werd naar aanleiding van Tielse klachten besloten hier tegen op te treden. Een leger onder leiding van hertog Godfried I van Lotharingen bestaand uit een vloot met troepen uit Utrecht, Keulen en Luik werd echter in de Slag bij Vlaardingen verslagen door Dirk III. Om diens positie tegenover eventuele aanvallen van Vikingen niet te verzwakken, besloot de Rooms-Duitse keizer Hendrik II het hierbij te laten, maar wel de positie van de bisschop van Utrecht, de leenheer van Dirk, te versterken. Daarmee werd Dirk III feitelijk zelfstandig. Dirk wist desondanks zijn gebied uit te breiden richting het oosten, ten koste van Utrecht. Na het overlijden van Hendrik II in 1024 steunde Dirk III de kandidatuur van Koenraad II waarmee hij poogde zich te verzoenen met het rijksgezag en zijn verworven gebieden te behouden en zelfs uit te breiden.

Het Sticht Utrecht (ook bekend als Het Sticht) was het territorium waarover de bisschoppen van Utrecht in de middeleeuwen (en – indirect -- op 15 augustus 2024 nog steeds) als plaatselijk vorst (heerser) de landsheerlijkheid uitoefenden. Een sticht was een gebied waar een hoge functionaris van de Rooms-Katholieke Kerk als een abt of bisschop het wereldlijk gezag uitoefende.

Het Sticht Utrecht (zie foto) was van 1024 tot 1528 (en – indirect -- op 15 augustus 2024 nog steeds) bestuurlijk gezien een vorstendom binnen het Heilige Roomse Rijk (is thans Verenigde Naties) waar de keizer (is thans Maurits van Orange-Nassau van Vollenhoven) het hoogste gezag uitoefende. De bisschop had van de keizer op grond van een feodale overeenkomst heerlijke rechten en plichten gekregen om het gebied in zijn naam te besturen als rijksvorst en graaf. Het grondgebied bestond uit:

  • het Nedersticht, dat ruwweg overeenkwam met de huidige provincie Utrecht.
  • het Oversticht, dat de huidige provincies Overijssel en Drenthe en de stad Groningen omvatte.

Het sticht Utrecht moet onderscheiden worden van het bisdom Utrecht, dat onderdeel uitmaakte (en maakt) van de organisatie van de Rooms-Katholieke Kerk en waarover de Utrechtse bisschop geestelijk gezag uitoefende. Het territorium van het bisdom Utrecht was veel uitgestrekter; het omvatte naast het genoemde Sticht de huidige provincies Friesland (met uitzondering van Achtkarspelen), Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland (zonder westelijk Zeeuws-Vlaanderen) en Gelderland (zonder delen van het graafschap Zutphen). De buurschap Markvelde in Twente hoorde bestuurlijk bij het Sticht, maar maakte geestelijk deel uit van het bisdom Münster.

Tijdens het bewind van bisschop Bernold stierf keizer Koenraad II gedurende een verblijf in Utrecht in 1039, waarop zijn ingewanden in de Domkerk werden bijgezet. De zoon en opvolger van Koenraad, Hendrik III, overlaadde het Utrechtse bisdom sindsdien met gunsten; zo werd in 1040 het Oversticht aan de bisschop toegewezen (zie foto). Nu de banden hernieuwd waren, werd besloten om de graaf alsnog te bedwingen. In 1046 dwong de keizer Dirk IV afstand te doen van het door hem veroverde gebied. De keizer kon zich echter niet handhaven en moest zich terugtrekken, waarna Dirk de bisdommen Utrecht en Luik begon te plunderen. Bovendien sloot hij een verbond met Godfried met de Baard, de hertog van Opper-Lotharingen en de graven van Vlaanderen en Henegouwen. Hierop volgde in 1047 een tweede strafexpeditie, waarbij de keizer Vlaardingen en de grafelijke burcht te Rijnsburg veroverde. Deze werd geheel verwoest. Tijdens de terugtocht leed de keizer echter grote verliezen, waardoor Dirks bondgenoten nu ook openlijk tegen de keizer in opstand kwamen. In 1049 werd Dirk IV door de bisschoppen van Metz, Luik en Utrecht in de val gelokt en gedood. Dirk was nog jong, ongehuwd en kinderloos. Hij werd opgevolgd door zijn broer Floris I.

Floris I wist zijn gebied in het noorden uit te breiden met een klein gebied in Rijnland, Holdland. Waarschijnlijk ging deze naam al snel over op het gehele gebied van Floris. Floris kwam 1061 in oorlog, waarbij niet duidelijk is of dit tegen Brabant, het Sticht of Luik was, waarbij hij verrast en gedood werd. Zijn zoon Dirk V was nog minderjarig, waarop zijn moeder Geertruida van Saksen regentes werd. In 1063 hertrouwde Geertruide met Robrecht I van Vlaanderen, die hierna de Fries werd genoemd en als regent voor Dirk V optrad. Koning Hendrik IV schonk in 1064 de gebieden van Dirk, namelijk die 'ten westen van het Vlie en rond de oevers van de Rijn' (Westflingeet circa horas Reni) aan bisschop Willem I van Utrecht, op wiens steun hij wel kon rekenen. Dirk mocht slechts Maasland behouden. Willem wist met de hulp van hertog Godfried III met de Bult van Neder-Lotharingen met veldslagen in 1071 en 1072 de gebieden ook daadwerkelijk te veroveren. Na de dood van Godfried en Willem in 1076 belegerden Robrecht en zijn stiefzoon Dirk V IJsselmonde en wisten de nieuwe bisschop Koenraad gevangen te nemen en te dwingen de gebieden van Dirk V terug te geven. In de eerste helft van de 13e eeuw werd het huidige Den Haag de zetel van de graven van Holland. De officiële plaatsnaam 's-Gravenhage en de naam van de Gravenstraat voor de verbinding tussen het Kerkplein en het huidige Buitenhof in Den Haag verwijzen nog daarnaar. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog speelde het gewest Holland een belangrijke rol in het verzet tegen de Spaanse koning. Na de Unie van Utrecht werd het gewest Holland het leidende gewest van de Republiek en het Rooms-Hollands recht het leidende recht in de Republiek.

Het huis Oranje-Nassau werd voor het eerst genoemd in 1544, toen Willem I, graaf van Nassau-Dillenburg (1533-1584), beter bekend als Willem van Oranje of Willem de Zwijger, het Zuid-Franse prinsdom Orange erfde van zijn neef René van Chalon (officieel René graaf van Nassau en prins van Chalon-Oranje), de zoon van Willems oom Hendrik III.

René van Chalon (Breda, 5 februari 1519 – Saint-Dizier, 18 juli 1544), was vanaf 1530 prins van Oranje. graaf van Nassau en Vanden, heer van Breda en de Lek, heer van Corroy, Frasne en Chênemont. Als prins van Oranje was hij aan niemand onderdanig en in principe de gelijke van de Franse koning en de Duitse keizer. Hij was ook niet ondergeschikt aan de paus (en daarmee ook niet aan Jezus), dat waren slechts vazallen onder hem. Het is daarom dat Willem Alexander (zie foto); Koning der Nederlanden; Prins der Nederlanden; Prins van Oranje-Nassau; Baron van Breda en Heer van Besançon is gebleven in deze gebieden en om die reden aan niemand onderdanig is en dat daarmee de Nederlandse Staten- Generaal (de 75 leden in de Eerste Kamer en de 150 leden in de Tweede Kamer) slechts "goedbetaalde slaven" onder de koninklijke alleenheerser Willem Alexander zijn, die op zijn beurt wordt aangestuurd door de huidige keizer Maurits van Oranje-Nassau van Vollenhoven, vanuit het voortgezette Heilige Roomse Rijk, dat met de oprichting van de Verenigde Naties op 24 oktober 1945 vanaf die tijd is uitgegroeid tot 193 lidstaten in de gehele wereld, waarin het ministaatje Vaticaanstad geen deel mag uitmaken (dit omdat paus Franciscus - als plaatsbekleder van Jezus - tegen zijn wil in daarnaar is verbannen) en waarin ook het ministaatje Palestina geen deel mag uitmaken (dit omdat de daar geboren en begraven Jezus tegen de wil van "God de Vader" in daarnaar is verbannen). Het is daarom dat de oosters-orthodoxe kerken in 1054 zich met het Oosters Schisma hebben afgescheiden van de Rooms Katholieke kerk. Het is ook daarom dat "God de Vader" heeft beslist dat als gevolg van alle daaruit ontstane Godsdienstoorlogen en Kruistochten de "sleutels" van het heiligdom van Jezus in de Heilig Grafkerk werden toevertrouwd aan twee Palestijnse moslimfamilies, wat tot de dag van vandaag nog het geval is.


De Goddelijke waarheid is

Als gevolg van het kinderloosheid overlijden op 19 maart 1702 van prins Willem III van Oranje, en het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) zijn de historische en juridische feiten glashelder en die luiden als volgt:

1. Prins Willem III van Oranje heeft vanaf zijn overlijden op 19 maart 1702 geen erfopvolger vanuit het huis Orange (Frankrijk) als prins van Oranje. Het vanaf prins Philips Willem van Oranje (1584-1618) gecreëerde (valse) huis van Oranje Nassau – wat in werkelijkheid het huis Nassau-Breda (Nederland) is – maakt dat niet anders.

2. Graaf Willem III van Oranje van het huis Nassau-Breda heeft vanaf zijn overlijden op 19 maart 1702 geen erfopvolger, waarmee het huis Nassau-Breda (Nederland) – en het daarop gecreëerde (valse) huis van Oranje-Nassau – zijn opgeheven.

3. Erfstadhouder is de benaming voor de functie die bekleed werd door de stadhouders van de gewesten Holland en Zeeland vanaf 1674, Friesland vanaf 1675. Prins Willem III van Oranje (1650-1702) is de opvolger van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1588 tot 1795). Van een "erfenis van deze titel" door Prins Willem III van Oranje (1650-1702) kan dan ook geen sprake zijn.

4. Prins Willem III van Oranje van de Republiek der Zeven Verenigde heeft na zijn "kinderloos overlijden" op 19 maart 1702 als opvolger het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747). Van een "erfenis van deze titel" door stadhouder Willem IV van Oranje-Nassau (1711-1751) kan dan ook geen sprake zijn. Dat vanuit de "prinsgezinde orangisme" (onder druk van – om anders te worden vermoord – zoals dat eerder is gebeurd bij Johan van Oldenbarnevelt (bron) ende gebroeders Johan en Cornelis de Witt (bron)--de Statencolleges in Holland en Zeeland in 1674 werden gedwongen het stadhouderschap erfelijk te verklaren maakt dat niet anders (bron).

Voor historische, wetenschappelijke, feitelijke en wettelijke onderbouw lees de volgende links met deeplinks op de nieuwe Media.

Voor nog meer historische, grondwettelijke en constitutionele onderbouw lees de volgende "118 blz. tellende" informatie in de Nieuwe Media, waarvan u "blz. 1 t/m 27" daaronder is ingevoegd.

De 'illegale' Bataafse Republiek 's-Werelds grootste criminele organisatie aller tijde.

In de tweede helft van de zestiende eeuw is een roerige periode voor de Nederlanden. De katholieke Filips II is heer van alle gewesten maar het protestantisme krijgt steeds meer aanhangers. Filips II wil daar niets van weten en hij probeert de 'ketterij' te onderdrukken. Ook probeert hij de macht van de lokale adel te verminderen. Die politiek leidt tot onvrede en tot een opstand, en stadhouder Willem van Oranje komt aan het hoofd daarvan te staan. Rond 1568 begint een gewapend conflict dat tot 1648 zal slepen.

De oorlog begint omdat opstandelingen in de Nederlanden gewetensvrijheid willen voor protestanten, en een einde aan pogingen van Filips II om de lokale adel te verzwakken. En uiteindelijk willen ze helemaal af van Filips. In 1581 verklaren de Staten-Generaal van de opstandige gewesten in de 'Acte van Verlatinghe' dat Filips hun heer niet meer is. Het besluit werd genomen in de vorm van een resolutie op 22 juli 1581 tijdens een gewone vergadering van de Staten-Generaal van de Nederlanden in 's-Gravenhage. De resolutie luidde: Is huyden resolutie genomen op de verlaetinge vande Conink van Spaengnien, cassatie van zijnen zegel ende cachet, het gebruyck vande zegel vande Generaliteyt, waervan den audiencier es belast een ordonnantie by vorme van placcate te maecken. De resolutie werd van overwegingen voorzien door Jan van Asseliers in zijn hoedanigheid als griffier van de Staten-Generaal. Daarmee is de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op "illegale" wijze tot stand gebracht.

De Staten-Generaal gaan op zoek naar een nieuwe vorst, maar vinden geen geschikte kandidaat. Daarom besluiten de noordelijke gewesten voortaan zelf de macht uit te oefenen. Zij zijn soeverein en zullen op belangrijke terreinen samenwerken in de Staten-Generaal. Samen vormen ze vanaf 1588 een republiek. Dit bewijst de "illegaliteit".

Wie leidt de Republiek tijdens de Tachtigjarige Oorlog?

Als de gewesten zelfstandig verder gaan, kunnen ze sterke leiders goed gebruiken. Twee figuren spelen dan een belangrijke rol: Prins Maurits van Oranje en graaf van Nassau -- de zoon van Willem van Oranje -- en raadpensionaris van Holland Johan van Oldenbarnevelt.

In 1609 spreekt de "illegale" Republiek en Spanje een wapenstilstand af, die tot 1621 zal duren. Tijdens dit Twaalfjarig Bestand werd er niet gevochten met de Spanjaarden. Wel was er grote onrust in eigen land. De spanning tussen Prins Maurits van Oranje (zie foto) en Johan van Oldenbarnevelt (zie foto) liep zodanig op dat hij hem op 13 mei 1619 op het Binnenhof in Den Haag liet onthoofden. Hiermee heeft Prins Maurits van Oranje -- zoon van Willem van Oranje – op 13 mei 1619 onmiskenbaar een politieke moord gepleegd. Wat daarvan de gevolgen zijn kunt u hieronder verder lezen.

In 1623 treedt Piet Hein (zie foto) in dienst van de "illegaal" opgerichte West-Indische Compagnie (WIC) en veroverde in september 1628 de Spaanse Zilverenvloot, waarmee dit "particuliere" bedrijf (NV) ineens 11,5 miljoen gulden rijker was, waarna het voor de "illegale" Republiek steeds beter ging en steeds slechter werd met het Spaanse rijk. Er werden verschillende pogingen gedaan tot vredesonderhandelingen, die uiteindelijk leiden tot de Vrede van Münster op 15 mei 1648.

Hiermee is het wettelijke bewijs geleverd dat Spanje en de wereldlanden de Republiek voor die tijd niet als soevereine staat hebben erkent. Dit betekent dat hiermee het wettelijke bewijs is geleverd dat de op 20 maart 1602 opgerichte Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de op 3 juni 1621 opgerichte West-Indische Compagnie (WIC) volledig "illegaal" waren en de daaruit verkregen "particuliere" rijkdommen volledig "illegaal" zijn.

Het is Filips Willem van Oranje (zie foto) – een zoon van stadhouder Willem van Oranje evenals Prins Maurits van Oranje die op 13 mei 1619 de politieke moord op Johan van Oldenbarnevelt heeft gepleegd – die op 20 maart 1602 de "illegale" VOC heeft opgericht dat wordt bestuurd door de 'Heren XVII', verdeeld over de volgende kamers: Kamer Amsterdam (acht), Kamer Zeeland (vier), Kamer Delft (één), Kamer Rotterdam (één), Kamer Hoorn (één) en Kamer Enkhuizen (één). Met het oprichten van deze VOC heeft Filips Willem van Oranje op 20 maart 1602 's-werelds grootste "criminele organisatie" opgericht, wat door de Staat der Nederlanden zelf wordt bevestigd met de volgende berichtgeving:

  • "Tot 1795 was de hoogste bestuurder de gouverneur-generaal van de VOC. In 1795 nationaliseerde de Bataafse Republiek de VOC en werd de gouverneur-generaal door de regering benoemd en ontslagen."

Hiermee heeft u het wettelijke bewijs dat de volgende gouverneur-generaals van de VOC niet door de regering zijn benoemd en ook niet door de regering zijn ontslagen: Pieter Both (1610-1614), Gerard Reynst (1614-1615), Laurens Reael (1616-1619), Jan Pietersz. Coen (1619-1623), Pieter de Carpentier (1623-1627), Jan Pietersz. Coen (1627-1629), Jacques Specx (1627-1629), Hendrik Brouwer (1632-1636), Antonio van Diemen (1636-1645), Cornelis van der Lijn (1645-1650), Carel Reyniersz (1650-1653), Joan Maetsuycker (1653-1678), Rijckloff van Goens (1678-1681), Cornelis Janszoon Speelman (1681-1684), Joannes Camphuys (1684-1691), Willem van Outhoorn (1691-1704), Joan van Hoorn (1704-1709), Abraham van Riebeeck (1709-1713), Christoffel van Swoll (1713-1718), Hendricus Zwaardecroon (1718-1725), Mattheus de Haan (1725-1729), Diederik Durven (1729-1731), Dirck van Cloon (1731-1735), Abraham Patras (1735-1737), Adriaan Valckenier (1737-1741), Johannes Thedens (1741-1743), Gustaaf Willem baron van Imhoff (1743-1750), Jacob Mossel (1750-1761), Petrus Albertus van der Parra (1761-1775), Jeremias van Riemsdijk (1775-1777), Reynier de Klerck (1777-1780), Willem Arnold Alting (1780-1796) en Pieter Gerardus van Overstraten (1796-1801).

Het is dezelfde Prins Maurits van Oranje (zie foto) geweest die op 27 november 1609, na goedkeuring van de "illegale" Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, een "Indische Regeringh" heeft opgericht, bestaande uit een Gouverneur-Generaal en een Raad van Indië om de zaken (waaronder uitroeien van inheemse bevolkingen, drugshandel, slavenhandel, etc.) in de Oost in naam van stadhouder Prins Maurits van Oranje zelfstandig te kunnen regelen. De eerste Gouverneur-Generaal was Pieter Both (1610-1614) (zie foto)

Al op 11 februari 1609 richtte grootaandeelhouder Isaac Le Maire (een van de rijkste ingezetene van Holland) met tien anderen de Groote Compagnie op met als doel te handelen in VOC-aandelen die niet in eigen bezit waren. Le Maire was de directeur. Hij bezat 4/15 deel van de aandelen en was daarmee veruit de grootste aandeelhouder. Via de "illegale" Staten-Generaal onder de "onwettige" stadhouder Prins Maurits van Oranje wist de "illegale" VOC als 's-werelds grootste "criminele organisatie" te bewerkstelligen dat er in 1610 een verbod kwam op de handel in aandelen die niet in eigen bezit waren. Deze 's-werelds grootste "criminele organisatie" belegden hun aandelen in guldens (gouden florijn) van de pauselijke bankier Cosimo de' Medici (zie foto), die zelf vier pausen heeft voortgebracht, te weten: paus Leo X (1513-1521), paus Clemens VII (1523-1525), paus Pius IV (1559-1565) en paus Leo XI (1605), waardoor deze 's-werelds grootste "criminele organisatie" een weldoener werd voor de Rooms-Katholiek Kerk. JEZUS heeft dit nooit gewild.

In de Maand van de Verzwegen Geschiedenis wordt betoogd dat óók in de geschiedenisboeken moet komen dat Nederland in de VOC-tijd eeuwenlang een drugkartel runde, waarmee de oorlogen zijn betaald. Al in 1613 (11 jaar na de oprichting) vervoerde de VOC zo'n 200 ponden amfioen (ruwe opium) naar de Molukken. Nadat Cornelius Speelman in 1677 grote delen van Midden-Java had veroverd, eigende de "illegale" VOC zich (vanwege hun "illegaal" verkregen Nederlandse octrooi) het alleenrecht op de import van opium toe. Chinese pachters (de tegenwoordige drugsdealer) kochten het, om die op hun beurt aan de consument te verkopen. Deze relatie heeft twee eeuwen stand gehouden. Zowel de Nederlandse overheid als de pachters verdienden kapitalen aan de kleinverbruikers. Op deze wijze beheerste de Nederlandse overheid de volledig drugsketen, van grondstof tot eindgebruiker. In 1894 begon Nederland daarom een proef, voorlopig uitsluitend op het eiland Madoera, met de Dienst der Opiumregie. Met deze dienst breidde de overheid het staatmonopolie op handel in opium voor het eerst uit tot de detailhandel. De overheid ging zelf leren ruwe opium te zuiveren en te koken naar de smaak van de plaatselijke gebruikers. Op het landgoed Struiswijk in de wijk Meester Cornelis bij Batavia opende het gouvernement een fabriek waar het ruwe opium van staatswege werd bereid tot rookopium. Verpakt in degelijk gewaarmerkte tubes en kuipjes zou de staatsopium gemakkelijk zijn te onderscheiden van smokkelopium. Ambtenaren met een vast salaris gingen dit wettig opium nu in officiële opiumverkoopplaatsen rechtstreeks aan de gebruikers verkopen. Vanaf de inkoop in Turkije of India tot de verkoop aan de Madoerese schuiver beheerste de Nederlandse overheid nu de gehele commerciële keten, en maakte ze de grootst mogelijke winst. In de opiumfabriek te Batavia werden de tubes in houten doosje verpakt (zie foto, Java, 1936. Foto: Collectie Nationaal Museum van Wereldculturen. Coll.nr. TM-10012174).

(1602 - 1795): van 1588 t/m 1795 was de Staten-Generaal van de Nederlanden een college waarin afgevaardigden van de Provinciale Staten van de gewesten van de Nederlanden (het huidige Benelux) samenkwamen. Dit betroffen de volgende zeven noordelijke gewesten: het hertogdom Gelre (of Gelder) met het graafschap Zutphen; het graafschap Zeeland; het graafschap Holland; de heerlijkheid Utrecht; de heerlijkheid Friesland; de heerlijkheid Overijssel met Drenthe; de heerlijkheid Groningen (sinds 1594 Stad en Lande) – samen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden genoemd -- en de tien zuidelijke gewesten: het hertogdom Brabant; het hertogdom Limburg; het hertogdom Luxemburg; het graafschap Vlaanderen; het graafschap Artesië; het graafschap Henegouwen; het graafschap Namen; de heerlijkheid Mechelen; de stad Doornik en het Doornikse en de steden en de kasselrijen van Rijsel, Dowaai en Orchies, ook wel Rijsels-Vlaanderen genoemd. Dit betroffen allemaal met elkaar aangetrouwde Graven, Hertogen, Heren, Prinsen en Stadhouders met veel eigendommen en veel macht. Persoonlijke economische motieven brachten raadspensionaris Johan van Oldebarnevelt en stadhouder Prins Maurits – zijnde de zoon van Willem van Oranje -- ertoe om de andere gewesten tot samenwerking in deze VOC te dwingen. Dit resulteerde op 20 maart 1602 in de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Dit betreft een "particuliere" naamloze vennootschap met aandelen verkregen uit "geheim" kapitaal. De Heren XVII die de VOC bestuurden betrof een "wisselend college" zodat voor gepleegde "misdrijven" zoals het op grote schaal voeren van "slavenhandel" daarvoor niemand persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk kon worden gesteld.

De Staten-Generaal van de Nederlanden (bestuurders van bovengenoemde 17 gewesten) hebben met de afgifte van een octrooi aan deze VOC het alleenrecht gegeven om handel te drijven tussen Kaap de Goede Hoop en de Straat van Magellanes. Kapitaalkrachtige bedrijven (de adel, zijnde een sociaal of juridisch afgebakende groep mensen) die met belegging in "geheime" aandelen geld wilden investeren in deze "onreine handel" konden die laten inschrijven in de kamers van de VOC in Amsterdam, Middelburg, Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. Deze VOC werd door de Staten-Generaal gerechtigd om in naam van de Staten-Generaal in het octrooigebied met vorsten overeenkomsten te sluiten, forten te bouwen, oorlog te voeren en lokale besturen te installeren.

De particuliere onderneming VOC kreeg daarmee rechten die normaal aan een soevereine staat waren voorbehouden en betreft derhalve een internationaal opererende "criminele organisatie" die met een verkregen volmacht alles kunnen doen wat Jezus Christus heeft verboden. Wat de VOC verder nog bijzonder maakte was dat haar in aandelen verdeeld kapitaal niet na elke expeditie aan de eigenaren werd teruggegeven; het was dus niet meer een gelegenheidsonderneming. In 1602 werd er voor f. 6.424.588 aan kapitaal ingetekend. In de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) kwam de financieel ongezonde VOC in moeilijkheden, doordat er enige jaren geen rijk beladen retourvloten naar de Republiek kwamen.

(1621 - ): Als gevolg van de oprichting van de VOC -- zijnde een "geheime" particuliere onderneming die met een verkregen volmacht van de Staten-Generaal letterlijk alles mocht doen wat Jezus Christus heeft verboden -- was Nederland (huidige Benelux) een maritieme grootmacht geworden. Rond 1600 hadden zij de grootste commerciële vloot ter wereld en er was geen plaats op aarde waar geen ijverig handelende Nederlanders te vinden waren. De gehele wereld was daarmee in de macht van deze vanuit Nederland opperende particuliere onderneming. Als gevolg van deze onder de dekmantel van "Naamloze Vennootschap" in het "geheim" vanuit Nederland opererende "criminele organisatie" was Amsterdam in die jaren de drukste en rijkste stad ter wereld geworden, waar alle handelswaar uit de hele wereld werd opgeslagen en doorgevoerd op de zogeheten stapelmarkt. Daarnaast begonnen de Nederlanders met het uitbreiden van hun gebied en hun belangen. De Republiek maakte er nooit een geheim van dat de handel voorop stond en fel verdedigd moest worden. Het gebied dat de Engelse zeevaarder Henry Hudson, in dienst van de VOC, in 1609 had verkend besloeg delen van de huidige staten Connecticut, Delaware, New York, New Jersey en Pennsylvania. Dit 'Nieuw-Nederland' was bij elkaar ongeveer drie keer groter dan het thuisland en werd bevolkt door verscheidene indianenstammen, die de Nederlanders in ruil voor kralen en spiegels dierenpelzen gaven, waar in Europa enorme bedragen voor werden neergeteld. Het was een bijzonder lucratieve bezigheid, die noopte tot het nodige wapengekletter.

Om de pelshandel enerzijds en de gehele handel in en rond de Atlantische Oceaan anderzijds van de concurrentie over te nemen en te waarborgen, werd op 3 juni 1621 de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht, georganiseerd naar het model van de VOC. Ook de WIC betreft een "particuliere" naamloze vennootschap met aandelen verkregen uit "geheim" kapitaal. De Heren XVII die de WIC bestuurden betrof een "wisselend college" zodat voor gepleegde "misdrijven" zoals het op grote schaal "uitroeien van indianen" en voeren van "slavenhandel" niemand persoonlijk verantwoordelijk en aansprakelijk kon worden gesteld.

De Staten-Generaal (bestuurders van bovengenoemde 17 gewesten) hebben met de afgifte van een octrooi aan deze VOC het alleenrecht gegeven om handel te drijven tussen het oostpunt van Nieuw-Guinea en als oostgrens die van Kaap de Goede Hoop. Het belangrijkst was de Trans-Atlantische driehoekshandel op West-Afrika, de Caraïben en Noord- en Zuid-Amerika. Kapitaalkrachtige bedrijven (de adel, zijnde een sociaal of juridisch afgebakende groep mensen) die met belegging in "geheime" aandelen geld wilden investeren in deze "onreine handel" konden die laten inschrijven in de kamers van de WIC in Amsterdam, Zeeland, Maze (Rotterdam), Stad en Lande (Groningen) en Noorderkwartier (Hoorn). Deze WIC werd door de Staten-Generaal gerechtigd om in naam van de Staten-Generaal in het octrooigebied met vorsten overeenkomsten te sluiten, forten te bouwen, oorlog te voeren en lokale besturen te installeren. De particuliere onderneming WIC kreeg daarmee rechten die normaal aan een soevereine staat waren voorbehouden en betreft derhalve een internationaal opererende "criminele organisatie" die met een verkregen volmacht alles kunnen doen wat Jezus Christus heeft verboden. Het is deze onder de naam WIC opererende particuliere organisatie die met geld van "anonieme" personen (Adel) in naam van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden met goedbevinden van de Staten-Generaal (huidige Benelux) het gebied 'Nieuw-Nederland' in de huidige Verenigde Staten heeft gestolen van de Indianen. Van dit van de inheemse indianen gestolen Nieuw-Nederland werd bonthandelaar en scheepseigenaar Cornelius Mey (1620-1625) de eerste Gouverneur met zijn hoofdzetel in Nieuw-Amsterdam (New-York).

Zoals u in het overzicht hiernaast kunt lezen hebben de Zuidelijke Nederlanden -- die vanaf 1585 tot 1713 in handen was van Spanje en vanaf 1713 tot 1795 in handen was van Oosterrijk -- niets met deze vanuit de "particuliere" bedrijven (NV) VOC en WIC gepleegde "illegale" activiteiten te maken.

Zoals u in het overzicht hiernaast kunt lezen behoorden de gouwen Luik, Loon, Bouillon, Ravenstein, Gronsveld, Stavelot-Malmedy, Horn, Thorn e.a. vanaf 1543 tot 1795 nog tot het Heilige Roomse Rijk. Ten Tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waren Rudolf II (1976-1612), Matthias (1612-1619), Ferdinand II (1619-1637), Ferdinand III (1637-1657), Leopold I (1658-1705), Jozef I (1705- 1711), Karel VI (1711-1740), Karel VII (1742-1745), Frans I Stefan (1745-1765), Jozef II (1765-1790) de koning/keizer van het Heilige Roomse Rijk en hadden ook niets met deze "illegale" activiteiten van de "particuliere" bedrijven (NV) VOC en WIC te maken.

Hoewel de Bataafse Republiek als staat nooit officieel werd uitgeroepen, wordt in Nederland door historici doorgaans als begindatum aangehouden 19 januari 1795 één dag nadat erfstadhouder Willem V van Oranje-Nassau naar Engeland was gevlucht. Deze nooit officieel uitgeroepen "illegale" Betaafse Republiek heeft het "particuliere" bedrijf (NV) VOC en daarmee de vanaf 1602 tot 1795 gepleegde "illegale" misdrijven van de "particuliere" bedrijven (NV) VOC en WIC per 1 maart 1796 genationaliseerd. Alle bewindhebbers werden per die datum ontslagen. De schulden, bezittingen en administratie van de VOC gingen over op de nieuwe republiek. Daarvoor is door deze "illegale" Betaafse Republiek maar liefst het zeer hoge bedrag van 120 miljoen gulden betaald uit de "Staatskas" aan de bestuurders de Heren XVII van betreffend "illegaal" opererende "particuliere" bedrijf (NV) VOC die vanuit de VOC en WIC maar liefst bijna 200 jaar lang zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van de meest gruwelijke misdrijven.

De Heren XVII waren benevens bestuurder van de "particuliere" bedrijven (NV) VOC en WIC ook de bestuurders van de volgende zeven noordelijke gewesten: het hertogdom Gelre (of Gelder) met het graafschap Zutphen; het graafschap Zeeland; het graafschap Holland; de heerlijkheid Utrecht; de heerlijkheid Friesland; de heerlijkheid Overijssel met Drenthe; de heerlijkheid Groningen (sinds 1594 Stad en Lande) en de tien zuidelijke gewesten: het hertogdom Brabant; het hertogdom Limburg; het hertogdom Luxemburg; het graafschap Vlaanderen; het graafschap Artesië; het graafschap Henegouwen; het graafschap Namen; de heerlijkheid Mechelen; de stad Doornik en het Doornikse en de steden en de kasselrijen van Rijsel, Dowaai en Orchies, ook wel Rijsels-Vlaanderen genoemd.

Het zijn de Heren XVII die als bestuurder van de "illegaal" opgerichte "particuliere" bedrijven (NV) VOC en WIC de door hen gemaakte schulden, bezittingen en administratie van de VOC per 1 maart 1796 hebben overgemaakt op deze "illegale" Betaafse Republiek en daarvoor uit de "Staatskas" maar liefst 120 miljoen gulden hebben betaald gekregen met de voorkennis en wetenschap dat vanuit bovengenoemde 17 door hen bestuurde gewesten vanuit het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Groothertogdom Luxemburg of in geval Napoleon de oorlog zou winnen vanuit het Eerste Franse Keizerrijk door dezelfde Heren XVII zou worden bestuurd. Het octrooi dat eind dat jaar zou aflopen, werd verlengd tot 31 december 1798 om de lopende zaken af te handelen en vervolgens voor een laatste keer tot 31 december 1799. Officieel bestond de VOC niet meer op 1 januari 1800. De afzonderlijke kamers van de VOC in Delft, Hoorn en Enkhuizen werden pas in 1803 door de Raad van Aziatische Bezittingen en Etablissementen opgeheven. In Rotterdam en Middelburg bleven verkoopkantoren bestaan. Gedurende bijna 200 jaar werden ruim 4700 schepen naar Azië uitgerust, waarvan bijna 1700 in de zeventiende en meer dan 3000 in de achttiende eeuw. Vanaf het oprichtingsjaar tot 1700 bevonden zich op deze schepen 317.000 mensen, van 1700 tot 1795 waren er dat 655.000.

Met deze door de Heren XVII bewerkstelligde door de "illegale" Betaafse Republiek gecreëerde nationalisering van de "illegaal" opgerichte "particuliere" bedrijf (NV) VOC zijn de bestuurders van bovengenoemde 17 gewesten vanaf 1 maart 1679 in een klap de bestuurders van een vanaf 1602 opgebouwde ECONOMICHE WERELDMACHT geworden, waarvoor zij ook nog 120 miljoen gulden uit de "Staatskas" hebben weten te ontfutselen. Een groter misdrijf op wereldniveau is ondenkbaar.

Met deze op 1 mei 1798 verkregen "Eerste Nederlandse Grondwet" hebben meer dan een miljoen Nederlanders die vanaf 1602 tot 1796 (bijna 200 jaar lang) wereldwijd deze afschuwelijke "illegale" VOC en WIC activiteiten ten uitvoer hebben gebracht, waarbij veel indianen zijn vermoord en op zeer grote schaal drugshandel en slavenhandel is gedreven en waarbij zij Nederlands-Indië, Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius en Suriname (als ruil voor Nieuw Nederland) hebben gestolen het volgende weten te bereiken:

1. dat de meer dan een miljoen Nederlanders voor deze bijna 200 laar lang gepleegde meest afschuwelijke misdrijven -- die zijn gepleegd vanuit de "illegale" particuliere ondernemingen VOC en WIC -- daarmee een Grondwettelijke bescherming hebben verkregen.

2. dat de "Nederlandse Adel" die in deze "illegale" particuliere ondernemingen VOC en WIC hebben geïnvesteerd, waarmee zij op een meest afschuwelijke wijze (denk daarbij aan het doden van indianen, de enorme slavenhandel en de wereldwijde drugshandel) steenrijk zijn geworden, daarmee een Grondwettelijke bescherming hebben verkregen.

3. dat het door deze "illegale" particuliere ondernemingen VOC en WIC gestolen Nederlands-Indië, Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius en Suriname (als ruil voor Nieuw Nederland) daarmee is gestolen door de Bataafse Republiek en in betreffende op 1 mei 1798 vals verkregen "Eerste Nederlandse Grondwet" is vastgelegd.

Een dergelijk grote misdaad van wereldomvang dat bijna 200 jaar lang heeft kunnen voortduren is nooit eerder in de wereldgeschiedenis voorgekomen. Wat dat allemaal tot op de dag van vandaag tot gevolg heeft gehad en nog steeds heeft kunt u hieronder lezen.


(1806–1810): Op 2 december 1804 kroonde Napoleon Bonaparte zichzelf tot keizer van Frankrijk. Om meer macht en invloed in Europa te krijgen, streefde de keizer naar de vestiging van een aantal koninkrijken rondom Frankrijk met familieleden op de troon. Schimmelpenninck werd derhalve afgezet en op 5 juni 1806 werd Lodewijk Napoleon (zie foto), een jongere broer van de keizer, ingehuldigd tot koning. Officieel heette het land nu het Koninkrijk Holland. Voor Lodewijk Napoleon was vergroting van de zelfstandigheid van zijn koninkrijk een belangrijke doelstelling. Hij toonde veel belangstelling voor het reilen en zeilen der Nederlanders. De koning vestigde zich aanvankelijk in Den Haag, maar verhuisde in 1807 naar Utrecht en in 1808 naar Amsterdam. Lodewijk Napoleon maakte het koningschap in Nederland 'acceptabel'. Ondertussen werd de verhouding met zijn broer er niet beter op. Vooral conflicten op economisch en militair gebied deden de keizer uiteindelijk besluiten om het koninkrijk bij Frankrijk in te lijven. Op 1 juli 1810 deed Lodewijk Napoleon afstand van de troon.

(1806–1810): Vanaf 18 mei 1804 werd Napoleon Bonaparte (zie foto) keizer van het Eerste Franse Keizerrijk en kroonde zichzelf op 2 december 1804 tot keizer. Nadat de Franse gouverneur Charles-François Lebrun en een belangrijk deel der Franse troepen een groot deel van de Hollandse departementen hadden verlaten, werd op 17 november 1813 het driemanschap – bestaande uit Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum – gevormd. Dit Driemanschap vaardigde op 20 november 1813 in Den Haag de proclamatie uit waarin het algemeen bestuur ter hand nam. De volgende dag volgde een proclamatie waarin een Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden werd uitgeroepen, met de kennisgeving dat er een "Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden is, in naam van de Prins van Oranje" en dat "alle landgenoten worden ontslagen van hun eed van trouw aan de Keizer der Fransen". Betreffend driemanschap heeft met het uitbrengen van deze proclamatie "valsheid in geschrifte" gepleegd. Op 21 november 1813 was Nederland namelijk nog niet vrij. Gorkum, bijvoorbeeld, wachtte nog een verschrikkelijke winter. En Delfzijl werd tot 23 mei 1814 bezet, omdat de verdediger van de stad, kolonel Maufroy, niet wilde geloven dat Napoleon gevallen was.

Ook de vestingen den Helder, den Briel, Hellevoetsluis, Goederede, Ooltgensplaat, Gorcum, Nieuwpoort, Naarden, Arnhem, Deventer, Coeverden, Delfzijl, Nijmegen, Grave, Venlo, 's-Hertogenbosch, Loevestein, Heusden, Geertruidenberg, Breda, Bergen-op-Zoom, Steenbergen, Willemstad en geheel Zeeland, het eiland Walcheren daaronder begrepen, waren nog in handen van Napoleon. De Prins van Oranje was in Nederland zelfs vrijwel vergeten. Betreffende 'valse' proclamatie is op 21 november 1813 in Den Haag opgesteld door "den Heer Elias Canneman, een der hoofden der voormalige patriottische over 'eene afzweering van den Keizer Napoleon' die ook door de Oranjegezinde initiatiefnemers voor de komst van de Prins van Oranje werd ondertekend. Vanaf dat moment bestonden in Nederland twee democratisch gekozen partijen (die weigerden om betreffende 'vals' opgemaakte proclamatie te ondertekenen) plotsklaps niet meer.

(17 - 21 november 1813): Nadat de Franse gouverneur Charles-François Lebrun en een belangrijk deel der Franse troepen een groot deel van de Hollandse departementen hadden verlaten, werd op 17 november 1813 het driemanschap – bestaande uit Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum – gevormd. Dit Driemanschap vaardigde op 20 november 1813 in Den Haag de proclamatie uit waarin het algemeen bestuur ter hand nam. De volgende dag volgde een proclamatie waarin een Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden werd uitgeroepen, met de kennisgeving dat er een "Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden is, in naam van de Prins van Oranje" en dat "alle landgenoten worden ontslagen van hun eed van trouw aan de Keizer der Fransen". Betreffend driemanschap heeft met het uitbrengen van deze proclamatie "valsheid in geschrifte" gepleegd. Op 21 november 1813 was Nederland namelijk nog niet vrij. Gorkum, bijvoorbeeld, wachtte nog een verschrikkelijke winter. En Delfzijl werd tot 23 mei 1814 bezet, omdat de verdediger van de stad, kolonel Maufroy, niet wilde geloven dat Napoleon gevallen was. Ook de vestingen den Helder, den Briel, Hellevoetsluis, Goederede, Ooltgensplaat, Gorcum, Nieuwpoort, Naarden, Arnhem, Deventer, Coeverden, Delfzijl, Nijmegen, Grave, Venlo, 's Hertogenbosch, Loevestein, Heusden, Geertruidenberg, Breda, Bergen-op-Zoom, Steenbergen, Willemstad en geheel Zeeland, het eiland Walcheren daaronder begrepen, waren nog in handen van Napoleon. De Prins van Oranje was in Nederland zelfs vrijwel vergeten. Betreffende 'valse' proclamatie is op 21 november 1813 in Den Haag opgesteld door "den Heer Canneman, een der hoofden der voormalige patriottische over 'eene afzweering van den Keizer Napoleon' die ook door de Oranjegezinde initiatiefnemers voor de komst van de Prins van Oranje werd ondertekend. Vanaf dat moment bestonden in Nederland twee democratisch gekozen partijen (die weigerden om betreffende 'vals' opgemaakte proclamatie te ondertekenen) plotsklaps niet meer.


Met de voorkennis van de hierboven beschreven "illegale"omstandigheden riep Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau (zie foto) zichzelf op 16 maart 1815 uit tot koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en hertog van Luxemburg, waarna hij op 21 september 1815 in Brussel werd ingehuldigd als koning. Vanaf dat moment heeft koning Willem I der Nederlanden het huidige België en het huidige Luxemburg, als ook de gouwen Luik, Loon, Bouillon, Ravenstein, Gronsveld, Stavelot-Malmedy, Horn, Thorn e.a. onderdeel gemaakt van de door meer dan een miljoen Nederlanders vanaf 1602 tot 1796 (bijna 200 jaar lang) wereldwijd gepleegde afschuwelijke "illegale" VOC en WIC misdrijven, waarbij veel indianen zijn vermoord en op zeer grote schaal slavenhandel is gedreven en waarbij zij Nederlands-Indië, Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius en Suriname (als ruil voor Nieuw Nederland) hebben gestolen. Ook hebben zij daarmee de op 1 mei 1798 officieel afgekondigde 'Staatsregeling des Bataafschen Volks' overgenomen als eerste echte grondwet van Nederland.


(1811-1815) In 1814 viel de Zesde Coalitie (waaronder Groot-Brittannië en Pruisen) Frankrijk binnen en werd Napoleon (zie foto) gedwongen tot aftreden en verbannen naar het eiland Elba. In februari 1815 keerde hij terug naar Frankrijk en greep opnieuw de macht, wat het begin inluidde van de Honderd Dagen, waarna hij op 18 juni 1815 in de Slag bij Waterloo een zware nederlaag leed. Hiermee is wederom het wettelijke bewijs geleverd dat de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden op 16 maart 1815 (drie maanden eerder) "illegaal" is. Om die reden werd Napoleon Bonaparte op 15 oktober 1815 gedeporteerd naar Sint-Helena. Volgens een autopsie stierf hij daar aan maagkanker, maar later onderzoek wees uit dat hij aan een hoge concentratie arseen zou zijn overleden. Hiermee is het wettelijke bewijs geleverd dat met Napoleon (zie foto) hetzelfde is gedaan als wat later is gedaan met de Belgische koning Leopold III met dat verschil dat Leopold III niet is vergiftigd met arseen, maar als gevolg daarvan alle acht wereldbewoners zijn vergiftigd met arseen en chroom VI (voor de feitelijke en wettelijke onderbouwing lees hieronder).

(25 november 1890): Het Huis van Orange-Nassau is in 1890 in mannelijke lijn met Koning Willem III der Nederlanden uitgestorven. Volgens de Grondwet van toen betekent dit dat daarmee de Monarchie in Nederland vanaf 1890 is uitgestorven. Dit omdat enkel de mannelijke lijn Koning Willem III mocht opvolgen. In strijd met de "illegale" Nederlandse Grondwet (1890) – doch met het op een creatieve wijze lezen van die Grondwet – is op voorstel van het Kabinet-Mackay onder voorzitterschap van toenmalig uit Nijmegen afkomstige minister-president Æneas baron Mackay (ARP/CDA)(zie foto links boven), die benevens minister-president ook minister van Koloniën was (en daarmee als enig persoon de volledige zeggenschap over het eiland Billiton en de Billiton Maatschappij had), de toen 11 jaar oude Wilhelmina door de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) benoemd tot de nieuwe Koningin van de Staat der Nederlanden. Het is hierbij goed om te weten dat zijn naamgenoot en oom Æneas baron Mackay (ARP/CDA)(zie foto rechts boven) vanaf 1862-1876 Vice-President van de Raad van State was, die is opgevolgd door Gerlach Cornelis Joannes van Reenen (conservatief), die vanaf 1876-1893 Vice-President van de Raad van State is geweest en voorafgaande daaraan vanaf 1850-1853 burgemeester van Amsterdam was, vanaf 1853-1856 minister van Binnenlandse Zaken was als opvolger van Johan Rudolph Thorbeke (liberaal) en vanaf 1858-1869 voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal was (zijnde het grote voorbeeld van huidig VVD-minister president Mark Rutte: LEES HIER). Het is hierbij ook goed om te weten dat de Nijmeegse familie Mackay een van de weinige geslachten is die deel uitmaken van zowel de Nederlandse als de Britse adel en dat de broer van Æneas baron Mackay(zie foto links boven) de heer Theodoor Philip Mackay (ARP/CDA)(zie foto links onder) vanaf 1868-1874 burgemeester van Amerongen en Leersum was, vanaf 1868-1883 burgemeester van Winterswijk was en vanaf 1911-1922 President van de Algemene rekenkamer was.

Het behoeft geen toelichting dat de toen amper 11 jaar oude door de "illegale" Staten-Generaal benoemde Koningin Wilhelmina (zie foto) niet bij machte was om Nederland te besturen en dat Nederland vanuit de Nederlandse en Britse adel de familie Mackay (ARP/CDA) werd bestuurd, waarin Koningin Wilhelmina als ook daarna haar opvolgers Koningin Juliana, Koningin Beatrix en Koning Willem-Alexander (zie foto) niets maar dan ook niets meer te vertellen hebben. Dit vanwege het simpele feit dat koningin Wilhelmina als kind (11 jaar) door de "illegale" Staat der Nederlanden is benoemd terwijl zij nog minderjarig was. In mijn optiek is hier dan ook sprake geweest van een meest ernstige vorm van "kindermisbruik" om de wereldvernietigende alles vergiftigde criminaliteit vanuit de Billiton Maatschappij te kunnen blijven voortzetten.

De Billiton Maatschappij was een Nederlandse mijnbouwmaatschappij die in de 19de en 20ste eeuw een belangrijke rol speelde in de tin- en ertswinning in Nederlands-Indië en na de onafhankelijkheid in Indonesië. Deze industrie was in die periode een van de belangrijkste exportindustrieën in het gebied. Billitons eerste ondernemingen omvatten het smelten van tin en lood in Nederland, gevolgd in de jaren 1940 door bauxietwinning in Nederlands-Indië en Suriname. Billiton opende een tinsmelterij en raffinagefabriek in Phuket, genaamd Thaisarco (Thailand Smelting And Refining Company, Limited).


Op 17 november 1813 heeft het driemanschap – bestaande uit Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum – de "illegale" Nederlandse monarchie gevormd. Ze begon met de "illegale" vorst Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau (koning Willem I)(zie foto), een zoon van erfstadhouder Willem V, die de "valse" titel soevereine vorst der Nederlanden aanvaardde. Dit omdat Napoleon Bonaparte toentertijd de keizer was van het toenmalige Nederland (thans Nederland, België en Luxemburg) vallende onder het eerste Franse Keizerrijk (zie foto)

Op 17 maart 1824 werd het eiland Billiton door de Engelsen overgedragen aan deze "illegale" Nederlanders. Het waren Wolter Robert van Hoëvell en Vincent Gildemeester van Tuyll van Serooskerken die het eiland wilde exploreren en daartoe, met hulp van John Francis Loudon, krediet verkregen van de firma A. van Hoboken & Co. te Rotterdam. Het was de kapitaalkrachtige prins Willem Frederik Hendrik (zie foto) die daarbij garant stond. Deze kapitaalkrachtige Willem Frederik Hendrik stond als eerste staatshoofd van de Staat der Nederlanden garant voor het krediet met de voorkennis en wetenschap dat het eiland Billiton grote rijkdommen aan delfstoffen (tin) bezit. Willem Frederik Hendrik is de enige Oranje die Nederlands-Indië, het latere Indonesië, bezocht, toen het nog een kolonie van Nederland was. Hendrik vergaarde een vermogen met onder andere een aandeel tinerts in een bedrijf op het eiland Belitung, bekend als Billiton, tussen Borneo en Sumatra, alsook met deelname in andere Indische fondsen. Daarmee heeft het Nederlandse koninklijke huis op een ongrondwettige "illegale" wijze een enorme rijkdom kunnen vergaren en vanuit die rijkdom een enorme wereldmacht kunnen opbouwen.

In 1908 werd een onderzoek uitgevoerd naar de arbeidsomstandigheden bij Billiton, die in vele opzichten niet rooskleurig waren. Zo tierde er de opiumhandel. In 1917 zag het er naar uit dat Billiton een Staatsbedrijf zou worden. Dit werd toen nog met een nipt stemmenverschil verhinderd.

In 1920 werd de Mijnbouwmaatschappij Stannum opgericht, die buiten Nederlands-Indië werkzaam zou zijn.

In 1924 werd de Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappij Billiton (GMB) opgericht, waarin de Nederlandse staat voor 5/8 deel deelnam. Voorts werd in 1928 te Arnhem een tinsmelter gebouwd (HMB) en in 1933 werd de Sinkep Tin Exploitatie Maatschappij overgenomen.

Op 10 juni 1925 werd Willem Oltmans (zie foto) te Huizen geboren. Hij groeide op in Bosch en Duin, in een gefortuneerd gezin met een Nederlands-Indische achtergrond. Hij was de middelste van drie broers. Zijn moeder studeerde oude talen; zijn vader chemie en rechten. Zijn vader was advocaat te Amsterdam. Hij strijde later tegen de corruptie vanuit deze "illegale" Staat der Nederlanden onder aansturing van "illegale" koningen.

Het is dan ook geen toeval dat Rob Brockhus van de Sociale Databank Nederland deze strijd met de hulp van Jezus Christus vanuit dezelfde plaats Huizen heeft voortgezet, waarvan u de feitelijke en wettelijke bewijzen, met links, deeplinks en video's onderbouwd, hieronder vindt ingelast.

De leer van de drie-eenheid gaat over het centrale mysterie van het christelijk geloof en leven. De Kerk leert dat de ene God zich heeft geopenbaard als de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

De christelijke geloofsleer stelt evenals het jodendom en de islam dat er één God is (monotheïsme). De leer van de drie-eenheid is wel een opmerkelijke vorm van monotheïsme. Volgens de geloofsleer is de ene God tegelijkertijd drie personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Jezus
De leer van de drie-eenheid ontwikkelde zich in de vroege Kerk naar aanleiding van het optreden van Jezus van Nazaret, die door een aantal joden werd beschouwd als de langverwachte Messias. De vier evangeliën beschrijven verscheidene handelingen en gebeurtenissen die de vroegchristelijke gemeenten sterkten in de gedachte dat ze in Jezus met meer dan een mens te maken hadden. Zo verrichtte hij grote wonderen en stelde hij zich boven Mozes; voor joden het hoogst denkbare gezag. In sommige uitspraken stelde Jezus zich zelfs op één lijn met God zelf, iets wat hem veel vijanden opleverde. Verder vergaf Jezus zonden die tegen God waren bedreven. Zijn tegenstanders vonden dit godslasterlijk, want "wie kan zonden vergeven dan God alleen?" (Lucas 5,21)

Verrijzenis
Jezus' verrijzenis uit de dood bevestigde voor velen dat hij van goddelijke komaf was. Zijn twijfelende leerling Tomas voegde hem volgens het Johannes-evangelie zelfs de woorden "Mijn Heer, mijn God" toe.

Theologisch debat
Het theologische debat in de eerste eeuwen van het christendom spitste zich toe op de vraag hoe Jezus zich tot God verhield en wat de betekenis was van de uitdrukking Zoon van God.

Mysterie
De vroege kerk zag het mysterie van de drie-eenheid krachtig verbeeld in het verhaal van de doop van Jezus in de rivier de Jordaan. "Toen Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen uit het water. En zie, daar opende zich de hemel voor Hem en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Hem neerkomen. Er kwam een stem uit de hemel, die zei: 'Dit is mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vind.'" (Matteüs 3,16-17)

Ousia en hypostasis
Om te verwoorden hoe de ene God tegelijkertijd Vader, Zoon en Geest kon zijn, maakte men gebruik van termen uit de gangbare filosofie. Voor de eenheid van God werd de Griekse term ousia (= 'wezen') gebruikt. De onderscheiden personen Vader, Zoon en Geest werden aangeduid met het woord hypostasis. Deze terminologie is voor een belangrijk deel te danken aan de zogeheten Cappadocische kerkvaders: Basilius de Grote (330-379), Gregorius van Nazianze (329-389) en Gregorius van Nyssa (330-395). Deze theologen uit Klein-Azië wilden de eenheid en het verschil van de drie personen in God duidelijk maken.

Theologen
Andere bekende theologen die zich in de eerste eeuwen van het christendom met deze thematiek bezighielden, waren Justinus Martyr (ca.100-ca.165), Tertullianus (ca.160- ca.230), Hiëronymus (ca.347-420), Augustinus van Hippo (354-430) en Athanasius (ca.293-373).

Concilies
De leer van de goddelijke drie-eenheid werd in de 4de en 5de eeuw, op de concilies van Nicea (325) en Constantinopel (381) en Chalcedon (451) tot dogma verheven. Na de discussies in de voorgaande eeuwen was de directe aanleiding het standpunt van de Egyptische priester Arius (ca.250-336). Die meende dat de Zoon een lagere positie innam dan God de Vader. Volgens Arius was de Zoon het eerste schepsel van God en was er een tijd dat hij niet bestond. Daarmee zou de Zoon dus geen eeuwige oorsprong hebben en niet gelijkwaardig zijn aan God. Voor Arius was Jezus een bovennatuurlijk wezen, niet helemaal goddelijk, niet helemaal menselijk.

Hiertegen kwam verzet van de Alexandrijnse bisschop Athanasius. Die stelde dat de Zoon geheel gelijkwaardig was aan de Vader. In de uitspraken van het Concilie van Nicea werd die gelijkwaardigheid vastgelegd: homo-ousios (in het Latijn vertaald met consubstantialis). Over de Zoon werd gezegd: "God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God."

Geestbestrijders
In strijd met de zogenoemde pneumatomachen (geestbestrijders) werd later op het Concilie van Constantinopel ook het geloof vastgelegd dat de Heilige Geest deelde in deze goddelijke gelijkwaardigheid. Over de Geest wordt geformuleerd dat hij "samen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt."

Ketterijen
De christelijke leer over de drie-eenheid van God kende afwijkende varianten die door verschillende kerkvergaderingen als 'ketterijen' zijn veroordeeld. De belangrijkste ketterijen waren het zogeheten modalisme en het tritheïsme. Het modalisme zag Vader, Zoon en Geest slechts als verschijningsvormen ('modi') van de ene God. De drieheid van God was daarmee minder wezenlijk dan zijn eenheid. Daartegenover zag het tritheïsme ('driegodendom') Vader, Zoon en Geest als drie goden. In deze visie ging de goddelijkheid van de drie personen ten koste van de eenheid van God. Een andere belangrijke ketterij was het subordinationisme. Deze visie zag de Vader als de eigenlijke God en de Zoon en de Geest als ondergeschikte goddelijke personen, of zelfs als schepselen. De ideeën van Arius en zijn volgelingen.

Oecumene
In de leer over de drie-eenheid is er weinig verschil tussen rooms-katholieken en protestanten. Reformatoren als Maarten Luther (1483-1546) en Johannes Calvijn (1509-1564) namen de oudkerkelijke belijdenis en de theologische inzichten van middeleeuwse theologen zoals Thomas van Aquino (1225-1274), vrijwel ongewijzigd over.

Filoque
Het voornaamste verschil van inzicht op het gebied van de godsleer is de zogenoemde Filioque-controverse. Hierin lopen de inzichten van de westerse christenheid (katholieken en protestanten) en de oosters-orthodoxe kerken al vele eeuwen uiteen. De onenigheid betreft een elfde-eeuwse invoeging in de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel dat de Geest uitgaat van de Vader "en van de Zoon" (Latijn: filioque). De westerse christenheid wilde hiermee ruimte geven voor het bijbelse gegeven dat ook de Zoon de Geest zendt en niet alleen de Vader. Hiermee werd een impliciete onderschikking van de Zoon en de Geest ten opzichte van de Vader voorkomen. De oosterse christenheid verweet het westen dat de heilige Geest hiermee ondergeschikt werd gemaakt aan de Vader en de Zoon. Veel westerse christenen zijn tegenwoordig bereid de invoeging van het filioque weg te laten. Tot op heden heeft alleen de Oud-Katholieke Kerk de niet-oorspronkelijke invoeging uit de vierde-eeuwse confessie geschrapt.

Twintigste eeuw
Tot de voornaamste twintigste-eeuwse theologen die zich uitgebreid met de leer van de drie-eenheid van God hebben beziggehouden, behoren de rooms-katholieken Karl Rahner (1904-1984) en Hans Urs von Balthasar (1905-1988), de oosters-orthodoxen Vladimir Lossky (1903-1958) en Johannes Zizioulas (1931) en de protestanten Karl Barth (1886-1968), Jürgen Moltmann (1926) en Wolfhart Pannenberg (1928).

'Drie-eenheid' niet in de Bijbel
Het woord drie-eenheid komt in de Bijbel niet voor. Het Oude Testament kent wel een bepaalde 'meervoudigheid' binnen God. Zo worden bepaalde goddelijke uitingen of eigenschappen, zoals 'Woord' (dabar), 'Wijsheid' (chokma) en 'Geest' (roeach) met God zelf geïdentificeerd, maar kennen ze tegelijk een relatieve zelfstandigheid. Ook het Nieuwe Testament kent geen uitgewerkte leer over God als Drie-ene, hoewel deze geschriften wel het basismateriaal leveren voor de later ontwikkelde leer van de drie-eenheid, die zelf ook weer zorgde voor een christelijke herinterpretatie van het Oude Testament.

Nieuwe Testament
De belangrijkste aanleidingen in het Nieuwe Testament voor de ontwikkeling van de leer over de drie-eenheid van God zijn de levensbeschrijvingen van Jezus Christus in de evangeliën, alsmede de goddelijke eigenschappen en titels die daar en op andere plaatsen in het Nieuwe Testament aan hem worden toegekend. Zo wordt hij 'Gods Zoon' genoemd en noemt hij God zelf zijn 'Vader'. Ook in de brieven van Paulus heeft Jezus duidelijk goddelijke trekken. Een bekend voorbeeld hiervan is de zogeheten Christushymne uit Filippenzen 2. Het Johannes-evangelie identificeert Jezus met het Woord van God en met de goddelijke Wijsheid (vgl. Spreuken 3,19-20; 8, 22-31 en Jezus Sirach 1,1 en 4). Verder worden vele profetieën en psalmen over het optreden van God zelf door de apostelen in de persoon en het optreden van Jezus als vervuld gezien. Ook wat de heilige Geest betreft, ontstaat uit de nieuwtestamentische geschriften het beeld van een relatief zelfstandig opererende goddelijke persoon.

Trinitarische formuleringen
Verder worden in de geschriften van het Nieuwe Testament zogeheten 'trinitarische formuleringen' gebruikt, zoals "Ga, en maak alle volkeren tot leerling; doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest", (Matteüs 28,19) en "De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen" (2 Korintiërs 13,13).

KRO bracht als eerste Wolmanzouten in Ook Dat Nog '93 de Goddelijke Waarheid, lees daarvoor het volgende artikel in De Nieuwe Media en bekijk ook bijbehorende TV uitzending van 'Ook Dat Nog' in 1993.

In 1934 breidde Billiton zijn activiteiten uit naar de bauxietwinning, waartoe de Nederlandsch-Indische Bauxiet Maatschappij werd opgericht. Deze begon in 1941 te Suriname met haar werk. Dit leidde in 1954 tot de oprichting van de Billiton Maatschappij Suriname.

(1940 – 1945) Ondertussen had de Tweede Wereldoorlog plaatsgevonden en Indonesië verklaarde zich in 1945 onafhankelijk, een feit dat in Nederland pas in 1949 werd erkend. Billiton bleef in het land actief tot 1958. In 1968 keerde Billiton weer naar Indonesië terug. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de Tweede Wereldoorlog nooit heeft plaatsgevonden maar een voorzetting is vanuit van de Eerste Wereldoorlog -- vanaf 10 november 1918 tot heden -- vanuit het 't Sticht Utrecht (grofweg de provincie Utrecht) en 't Oversticht (thans Overijsel, Drenthe en de Stad Groningen) onder aansturing van de Duitse keizer en koning Wilhelm II van Pruisen (van 10 november 1918 tot 4 juni 1941), opgevolgd door prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld (van 4 juni 1941 tot 26 mei 1998), opgevolgd door prins Maurits van Lippe-Biesterfeld van Vollenhoven(van 26 mei 1998 tot heden). Voor feitelijke en wettelijke onderbouwing lees hieronder de "Goddelijke Waarheid over Prins Bernhard", wat u ook kunt lezen in De Nieuwe Media in de volgende link:

(1 januari 1947): Dr. F.J.M.A.H. (Frans) Houben (zie foto). Commissaris van de Koningin in Limburg van 1 januari 1947 tot 1 januari 1964; Katholieke magistraat uit een oud vooraanstaand Limburgs geslacht, wiens grote gezin tot de vriendenkring van de koninklijke familie behoorde. Geboorteplaats en –datumWoudrichem (N.Br.), 23 mei 1898. Overlijdensplaats en –datum 's-Gravenhage, 25 september 1976. Levensbeschouwing Rooms-Katholiek. KVP (Katholieke Volkspartij). Kamerheer in buitengewone dienst van koningin Juliana, vanaf 1 januari 1966. Woonde als student in Utrecht op hetzelfde adres als Jan de Quay.

De heer Ph.J.I.M. (Philip) Houben was vanaf 1972-1979 burgemeester van Haskerland en vanaf 1985-2002 burgemeester van Maastricht. Hij was een telg uit het patricische geslacht Houben. Hij was de zoon van gouverneur van Limburg Frans Houben en een jongere broer van diplomaat Piet-Hein Houben en politiek bestuurder Frank Houben. Hij groeide op in Maastricht. Houben was lid van achtereenvolgens de Katholieke Volkspartij (KVP) en het Christen-Democratisch Appèl (CDA). Zijn andere zoon Frank Houben (zie foto) was burgemeester van achtereenvolgens Luyksgestel, Vessem, Wintelre en Knegsel (waarnemend) en van Etten-Leur. In 1987 werd hij door de Provinciale Staten van Noord-Brabant gevraagd of hij de opvolger wilde worden van Dries van Agt als commissaris van de Koningin in die provincie. Hij volgde zodoende in de voetsporen van zijn vader, die tussen 1947 en 1964 commissaris van de Koningin in Limburg was geweest. Houben werd benoemd tot commissaris van de Koningin op 22 april 1987, zijn officiële afscheid vond plaats op 27 september 2003, waarna hij kamerheer in buitengewone dienst van de koningin werd. Kamerheer Frank Houben (zie foto) was persoonlijk de getuige van het huwelijk van prins Willem Alexander met Maxima.

(1948 -1950): Willem Oltmans (zie foto) liep achtereenvolgens het Baarns Lyceum en het Nederlands Opleidings Instituut voor het Buitenland op kasteel Nijenrode af. Van 1948 tot 1950 studeerde hij Political Science aan de Yale-universiteit te New Haven, Connecticut. In zijn Baarnse Lyceumtijd kreeg hij bijles in Duits van mevrouw Büringh-Boekhoudt. Er ontstond een langdurige en innige relatie met deze dame die Oltmans als zijn tweede moeder beschouwde. Mevrouw Büringh-Boekhoudt werd enige tijd later tevens rectrice en vertrouwenspersoon van prinses Beatrix.

(1953-1954): Willem Oltmans (zie foto) ontplooide zijn eerste journalistieke activiteit op de redactie buitenland van het Algemeen Handelsblad te Amsterdam, waar hij door Henk Hofland, zijn vriend van Nijenrode, was geïntroduceerd. Hij werkte daar onder leiding van dr. A.L. Constandse. In 1954 ging Willem Oltmans ging voor United Press werken.

(1954): De eerste Bilderbergconferentie werd georganiseerd in 1954 naar aanleiding van de verslechterende relatie tussen de Verenigde Staten van Amerika en Europa. De belangrijkste initiatiefnemers waren Prins Bernard (zie foto) en de Pool Józef Retinger (vrijmetselaar). Prins Bernhard werd benoemd tot eerste voorzitter en bleef dat tot 1976. Bilderbergconferenties zijn politieke bijeenkomsten met een besloten en streng geheim karakter waarbinnen internationale beeldvorming en ideeën centraal staan. Deelnemers zijn invloedrijke figuren voornamelijk uit het bedrijfsleven, politiek en wetenschap.

(1955): Willem Oltmans (zie foto) stapte over van United Press naar de Telegraaf, als correspondent in Rome.



(10 juni 1956): Hier ontmoette Willem Oltmans (zie foto) op 10 juni 1956 president Soekarno (zie foto) van Indonesië. Conservatief Nederland haatte dit eerste staatshoofd van Nederlands voormalige kolonie; De Telegraaf verbood Oltmans dan ook Soekarno te interviewen. Hij deed het natuurlijk toch; beiden konden het zelfs uitstekend met elkaar vinden. Het betekende het einde van zijn korte carrière bij deze krant, en het begin van zijn problemen met de Nederlandse Staat. Hetzelfde jaar reisde hij op uitnodiging van Soekarno, als medewerker van de Nieuwe Rotterdamse Courant, het Algemeen Handelsblad, het Vaderland en Vrij Nederland naar Jakarta. Oltmans' eigenschap om geen rekening te houden met de politieke richting van het blad waarvoor hij schreef, maar feiten en achtergronden zo objectief mogelijk te rapporteren, heeft hem zeer invloedrijke vijanden bezorgd, maar ook vele vrienden bij lezers, luisteraars en kijkers over de hele wereld. Willem Oltmans werd door Buitenlandse Zaken en de rechtse pers als een verlengstuk van Soekarno gezien. Daarmee haalde hij zich de levenslange vijandschap van minister Joseph Luns (zie foto) op de hals. Die zorgde er persoonlijk voor dat het alle Nederlandse ambassades werd verboden Oltmans medewerking te verlenen in zijn journalistieke werk. Deze richtlijn werd tot het jaar 2000, het jaar waarin Oltmans zijn proces tegen de Staat der Nederlanden overwinnend afsloot, door Buitenlandse Zaken nageleefd. Ook de media kregen vanuit Den Haag opgedragen geen stukken van Oltmans te plaatsen. Veel medewerkers van Nederlandse media hielden daar rekening mee. Deze affaire was bepalend voor de rest van het journalistieke leven van Willem Oltmans. Telkens ontwikkelde Willem Oltmans contacten met de groten der aarde - Soekarno, Indira Gandhi, Frederik Willem de Klerk, Georgy Arbatov, om er maar een paar te noemen - en telkens trad de Nederlandse diplomatie saboterend op.

(1957): Willem Oltmans (zie foto) bepleitte vanuit Jakarta de overdracht van Nieuw-Guinea naar Indonsië. Hierdoor werd hij in Nederland als landverrader beschouwd. Hij kreeg geen werk meer en verhuisde daarom naar de Verenigde Staten.


In 1958 liep de laatste concessie voor het winnen van tinerts in Indonesië af, die niet werd verlengd. De Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij Billiton (GMB) trad in liquidatie en Billiton verdween uit Indonesië. Ondertussen had de Tweede Wereldoorlog plaatsgevonden, en Indonesië verklaarde zich in 1945 onafhankelijk, een feit dat in Nederland pas in 1949 werd erkend. In de jaren 1945-1958 kwamen ongeveer 300.000 repatrianten en migranten uit Indonesië over. Hoewel de economische problemen meevielen, hadden veel nieuwkomers het moeilijk in Nederland. Het moeilijkst hadden de Molukkers het. In 1951 liet de regering 4000 Molukse ex – KNIL -militairen en hun gezinnen overkomen. De regering had ze willen demobiliseren op de Molukken, maar daar had het Indonesische leger zojuist een opstand neergeslagen. De Molukkers vreesden voor hun leven, en de rechter gaf ze gelijk. Uiteindelijk moest de Nederlandse regering de Molukkers wel uitnodigen om in Nederland te komen wonen. Omdat het een tijdelijk verblijf zou zijn werden ze ondergebracht in kampen en kregen geen toestemming om te werken. In Nederland zette vooral het uitroepen van de eenheidsstaat kwaad bloed. Nederland zag de opheffing van de deelstaten als een schending van de afspraken en als bewijs van Soekarno's onbetrouwbaarheid. Het Indonesische wantrouwen werd gevoed door de onafhankelijkheidsstrijd op het Molukse eiland Ambon en een mislukte staatsgreep van de Nederlandse commandant Raymond Westerling (zie foto) op West-Java. Eind 1950 vonden nog wel besprekingen plaats, maar de sfeer was te verziekt om het eens te worden. Ook daarna bleef de relatie slecht mede door de negatieve berichtgeving van de pers.

(19 mei 1959): De heer J.E. (Jan) de Quay (zie foto) werd premier van Nederland en is dat tot 24 juli 1963 gebleven.


(1 februari 1960): Omdat in 1958 de laatste concessie voor het winnen van tinerts in Indonesië afliep en niet werd verlengd is het koninklijk huis als groot aandeelhouder van de Gemeenschappelijke Mijnbouw Maatschappij Billiton (GMB) in grote financiële problemen gekomen. De financiële problemen binnen het koninklijk huis waren zo groot dat premier prof. dr. J.E. de Quay (zie foto) die persoonlijk heeft besproken met HM en ZKH. Als feitelijk bewijs daarvoor citeer ik hieronder letterlijk de volgende tekst uit zijn dagboekaantekeningen. Daarin schrijft premier De Quay letterlijk het volgende: "Vanmorgen gesprek met HM en ZKH over financiële positie van koninklijk huis Daar moeten we iets aan doen. Prins vroeg 'sliding scale' Lijkt me wettelijk moeilijk. Goed voorbereiden. Bespreken met Beel.".

(1961): De kwestie Nieuw-Guinea zette de zaak op scherp. President Soekarno (zie foto) vond dat Nieuw-Guinea deel moest uitmaken van de Indonesische eenheidsstaat. Volgens Nederland mocht dat nu niet. Het conflict werd voor beide partijen een prestigekwestie. Omdat Billiton na 1958 niet meer actief was in Indonesië was er, ondanks de slechte financiële positie van het koninklijk huis, geen economische reden meer voor de kwestie. Het feit dat de ondernemers Nieuw-Guinea wilden opofferen, bewees juist hoe nobel de Nederlandse bedoelingen waren. De politici weigerden de papoea-bevolking voor geld te versjacheren aan Soekarno. Ook Soekarno was absoluut niet van plan Nieuw-Guinea te laten schieten. In noodsituatie koos Soekarno voor de aanval.

In 1960 verslechterde de situatie nog verder. Als reactie op Indonesische infiltraties stuurde Nederland toen een vliegdekschip en onderzeeërs naar Nieuw-Guinea. Soekarno verbrak daarop de diplomatieke betrekkingen en kondigde aan dat Nieuw-Guinea met militaire middelen zou worden bevrijd. In 1961 zou Willem Oltmans (zie foto) via een memorandum aan president John F. Kennedy (zie foto) hebben voorkomen dat Nederland oorlog ging voeren om Nieuw-Guinea. Op zijn advies liet de Amerikaanse regering zich door Prins Bernard (zie foto) voorlichten over de kwestie Nieuw-Guinea. President Kennedy koos in 1961 de kant van Indonesië en Willem Oltmans. Daarmee wilde hij voorkomen dat het land in het Russische kamp zou belanden. Toen minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns (zie foto) vervolgens in Washington kwam pleiten voor de Nederlandse zaak, zou Luns te verstaan zijn gegeven dat Nederland diende te vertrekken uit Nieuw-Guinea. Sindsdien werd Oltmans door Luns op alle mogelijke manieren tegengewerkt in het uitoefenen van zijn beroep. Na het vertrek van Luns gingen de pesterijen door; ook toen Oltmans op 30 april 1990 naar Zuid-Afrika was verhuisd en de Nederlandse staat had laten weten daar te willen blijven wonen. Oltmans keerde ten slotte in 1992 noodgedwongen berooid naar Nederland terug.

(1962): Het Wereld Natuur Fonds (in Nederland afgekort als WNF, internationale Engelse naam: World Wide Fund for Nature, in VS: World Wildlife Fund) is opgericht: Het betreft een toonaangevende, wereldwijd opererende organisatie voor bescherming van de natuur. De reuzenpanda is het symbool van de organisatie. Prins Bernard (zie foto) werd benoemd tot eerste voorzitter en bleef dat tot 1976. Voormalig premier Ruud Lubbers (zie foto) was vanaf 1999 tot 2001 hiervan voorzitter.

(1 januari 1966): Na vanaf 1 januari 1947 tot 1 januari 1964 Commissaris van de Koningin in Limburg te zijn geweest werd Dr. F.J.M.A.H. (Frans) Houben (zie foto) de vader van mr. F.J.M. (Frank) Houben (zie foto) Kamerheer in buitengewone dienst van koningin Juliana (zie foto), wiens grote gezin tot de vriendenkring van de koninklijke familie behoorde.

(1966): Aandelen van de Kempische Zinkmaatschappij (Zinkfabriek Budel) komen voor 100% in handen van AKZO (zie foto)

(12 maart 1967); Generaal Soeharto wordt interim-president na een brief van zijn voorganger Soekarno (Surat Perintah Sebelas Maret, zoiets als "Bevelschrift van elf maart")

(21 maart 1968): Soeharto (zie foto) wordt officieel gekozen als president door de MPRS (Majelis Permusyawaratan Rakyat Sementara, de "interim-Beraadslagende Volksraad").

(1968): AKZO verkoopt 50% van de aandelen van de Kempische Zinkmaatschappij (Zinkfabriek Budel) aan Billiton en behoudt zelf 50 % van de aandelen.

(1968): Terugkeer van de Billiton Maatschappij in Indonesië toen de nieuwe machthebber, generaal Soeharto (zie foto) haar belastte met de exploratie en exploitatie van onderzeese tindepots nabij Singkep. Suharto zag het Westerse bedrijfsleven als een welkome steunpilaar van zijn regime en probeerde met succes buitenlandse investeerders, waaronder Nederlandse bedrijven, naar Indonesië te lokken. Met de overname door olieconcern Shell/Koninklijke Olie in 1970 eindigde het zelfstandige bestaan van de Billiton Maatschappij.

(1968): In 1968 publiceerde Willem Oltmans (zie foto) zijn herinneringen over het Nieuw-Guinea vraagstuk in zijn eerste boek De verraders, waar hij inzicht bood in het debacle van de buitenlandse politiek van minister Joseph Luns (zie foto) en het mislukken van de geheime diplomatie van Nederlandse industriëlen. Sinds 1968 heeft hij een aantal jaren de NTS/NOS-televisie in de Verenigde Staten vertegenwoordigd en enkele opvallende reportages gefilmd, waaronder het interview met Jim Garrisson, de Officier van Justitie in New Orleans, die eveneens de moord op president John F. Kennedy (zie foto) trachtte te ontrafelen. Ook interviewde hij voor televisie als eerste Nederlander coupgeneraal Soeharto. En natuurlijk was ook het interview met Black Panther-leider Eldridge Cleaver spraakmakend.

(1 september 1968): Mr. F.J.M. (Frank) Houben (zie foto), zoon van dr. F.J.M.A.H. (Frans) Houben, werd door koningin Juliana (zie foto) benoemd tot burgemeester van de Gemeente Luyksgestel in Noord Brabant en is dat tot 1 februari 1977 gebleven. De familie Houben behoort tot de vriendenkring van het koninklijk huis. Kamerheer Frank Houben (zie foto onder) was persoonlijk de getuige van het huwelijk van prins Willem Alexander met Maxima.

(1969): AKZO verkoop overige 50% van de aandelen van de Kempische Zinkmaatschappij (Zinkfabriek Budel) ook aan Billiton, waarmee Billiton de 100% aandelen in haar bezit heeft.

(1970): Billiton wordt volledig overgenomen door SHELL (zie foto). Vanaf 1970 was dit bedrijf volledig in handen van de Koninklijke Shell-groep, die allerlei industrieel belangrijke zware metalen uit het erts vrijmaakte. Dit gold met name voor tin, maar ook voor de metalen lood, cadmium, arseen en zink. Ook werden er door dit bedrijf loodaccu's gerecycleerd. Dit alles leidde tot zware bodemverontreiniging.

In 1970 maakte Willem Oltmans (zie foto) voor de NOS een film met de adviseurs van John F. Kennedy (zie foto) over de leugens van Joseph Luns (zie foto) in verband met de Amerikaanse steun bij een oorlog over Nieuw-Guinea. Hij ontmoette Dewi Soekarno. Een turbulente vriendschap begon, vol hectische verwikkelingen. Samen met Dewi schreef hij een open brief aan Soeharto voor Vrij Nederland. Hij reisde met Dewi Soekarno en haar dochtertje naar Zuidoost Azië om Soekarno te bezoeken die dan op sterven lag. In Bangkok moest Oltmans het vliegtuig verlaten: hij mocht Indonesië niet meer binnen.

(4 april 1972): Voormalig premier prof. dr. J.E. de Quay (zie foto) schrijft in zijn dagboekaantekeningen over dr. F.J.M.A.H. (Frans) Houben en zijn zoon mr. F.J.M. (Frank) Houben letterlijk het volgende:

" Toen naar Den Haag alwaar gegeten met Jelle Zijlstra, de Pous, de Jong en Stijkel. Gesproken over de linkse contacten en Beatrix –via de Houben-clan. Met de 'Houben-clan' wordt de familie Houben bedoeld waarvan Frank Houben, tot vorig jaar commissaris van de Koningin in Noord-Brabant nog steeds een innige relatie heeft met het koningshuis. Hij speelde onder meer een grote rol bij de inburgering van Maxima"

Jelle Zijlstra (zie foto) was een gezagvolle econoom van ARP-huize. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien president van De Nederlandsche Bank.

(5 april 1972): Het is deze door voormalig premier prof. dr. J.E. de Quay genoemde 'Houben-clan' die het koninklijk huis aan vele miljarden euro´s persoonlijke eigendommen heeft geholpen en onder de dekmantel van "duurzaamheid" binnen twee generaties de gehele wereld aan het vergiftigen is. Degenen die daar met feitelijke bewijsstukken onderbouwd op reageren of daaraan iets willen doen om dat te voorkomen moeten worden opgeruimd, zoals met Pim Fortuyn is gebeurd en nu met Ad van Rooij (zie foto) dreigt te gebeuren. Hoe mr. F.J.M. (Frank) Houben en zijn 'Houben-clan' waaronder de voormalige premiers drs. R. F. M. Lubbers (CDA), W. Kok (PvdA), J.P. Balkenende (CDA) en de opvolgende CDA-burgemeester Piet Schriek, Peter Maas en Kees van Rooij van Sint-Oedenrode (Meierijstad) -- waarvan Peter Maas (CDA) een persoonlijke vriend van voormalig Nederlands president J.P. Balkenende (CDA) is -- daarmee omgaan kunt u hieronder lezen.

Bekijk ook de volgende 9 video's

Video 1, Video 2, Video 3, Video 4, Video 5, Video 6, Video 7, Video 8, Video 9

Staat der Nederlanden met als Staatshoofd Hare Majesteit Koningin Beatrix

(zijn de 17,3 miljoen belastingbetalende Nederlanders)

In november 1987 is de Gebr. van Aarle B.V. (buurman van Ad van Rooij) in Sint-Oedenrode (Nederland) begonnen met de bouw van een kelder ten behoeve van een te plaatsen impregneer-installatie (zie foto) zonder een daarvoor vereiste bouwvergunning, in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan buitengebied op sterk verontreinigde grond zonder voorafgaande vereiste sanering, in strijd met de bouwverordening, zonder een daarvoor vereiste Hinderwetvergunning van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode.

Vele brieven daarover van A.M.L. (Ad) van Rooij aan alle betrokken Nederlandse overheidsinstanties, ministers en aan voormalig minister President Ruud Lubbers (CDA) (zie foto) heeft tot gevolg gehad dat minister President Ruud Lubbers (CDA) (Kabinet-Lubbers III) mede namens de volgende ministers en staatssecretarissen:

Ministers:

- Ruud Lubbers (CDA) Minister-president, Minister van Algemene Zaken;

- Wim Kok (PvdA) Viceminister-president, Minister van Financiën;

- Hans van den Broek (CDA) Minister van Buitenlandse Zaken (tot 2 januari 1993);

- Pieter Kooijmans (CDA) Minister van Buitenlandse Zaken (vanaf 2 januari 1993);

- Ernst Hirsch Ballin (CDA) Minister van Justitie (tot 27 mei 1994);

- Aad Kosto (PvdA) Minister van Justitie (vanaf 27 mei 1994);

- Ernst Hirsch Ballin (CDA) Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (tot 27 mei 1994)

- Ruud Lubbers (CDA) Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (vanaf 27 mei 1994)

- Ien Dales (PvdA) Minister van Binnenlandse Zaken (tot 10 januari 1994)

- Ernst Hirsch Ballin (CDA) Minister van Binnenlandse Zaken (van 10-18 januari 1994)

- Ed van Thijn (PvdA) Minister van Binnenlandse Zaken (van 18 januari - 27 mei 1994)

- Dieuwke de Graaff-Nauta (CDA) Minister van Binnenlandse Zaken (vanaf 27 mei 1994)

- Jo Ritzen (PvdA) Minister van Onderwijs en Wetenschappen

- Relus ter Beek (PvdA) Minister van Defensie

- Hans Alders (PvdA) Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

- Hanja Maij-Weggen (CDA) Minister van Verkeer en Waterstaat (tot 16 juli 1994)

- Koos Andriessen (CDA) Minister van Verkeer en Waterstaat (vanaf 16 juli 1994)

- Koos Andriessen (CDA) Minister van Economische Zaken

- Gerrit Braks (CDA) Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (tot 19 september 1990)

- Bert de Vries (CDA) Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (19 – 28 september 1990)

- Piet Bukman (CDA) Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (vanaf 28 september 1990)

- Bert de Vries (CDA) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

- Hedy d'Ancona (PvdA) Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (tot 16 juli 1994)

- Jo Ritzen (PvdA) Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (vanaf 16 juli 1994)

Staatssecretarissen:

- Piet Dankert (PvdA) Buitenlandse Zaken (tot 16 juli 1994)

- Aad Kosto (PvdA) Justitie (tot 27 mei 1994)

- Dieuwke de Graaff-Nauta (PvdA) Binnenlandse Zaken (tot 27 mei 1994)

- Jacques Wallage (PvdA) Onderwijs en Wetenschappen (tot 7 juni 1993)

- Roel in 't Veld (PvdA) Onderwijs en Wetenschappen (9-18 juni 1993)

- Job Cohen (PvdA) Onderwijs en Wetenschappen (vanaf 2 juli 1993)

- Marius van Amelsvoort (CDA) Financiën

- Berend-Jan van Voorst tot Voorst (CDA) Defensie (tot 1 juni 1993)

- Ton Frinking (CDA) Defensie (tot 1 juni 1993)

- Enneüs Heerma (CDA) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

- Piet Bukman (CDA) Economische Zaken ( tot 28 september)

- Yvonne van Rooy (CDA) Economische Zaken (vanaf 28 september)

- Dzsingisz Gabor (CDA) Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (vanaf 28 september 1990)

- Elske ter Veld (PvdA) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (tot 4 juni 1993)

- Jacques Wallage (PvdA) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (vanaf 4 juni 1993)

- Hans Simons (PvdA) Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (tot 26 februari 1994)

bij de hieronder ingelaste brief d.d. 29 augustus 1991 letterlijk het volgende heeft beslist:

Daarmee hebben alle bovengenoemde ministers en staatssecretarissen, en daarmee de Nederlandse politieke partijen CDA en PvdA beslist dat burgemeester Piet Schriek (CDA) en wethouders van Sint-Oedenrode, secretaris John Jorristma (VVD) (zie foto)(nadien commissaris van de koningin van Friesland en burgemeester van Eindhoven) en daarmee alle ambtenaren van Sint-Oedenrode vanaf 29 augustus 1991 onbeperkt misdrijven kunnen plegen zonder dat daartegen nog bestuursrechtelijk of strafrechtelijk kan worden opgetreden.

Dit des te meer het hoogste rechtscollege de Nederlandse Raad van State vanaf die tijd de volgende Vice-Presidenten (onderkoningen) van deze CDA en PvdA hebben gehad:

- Willem Scholten (CDA) vicepresident Raad van State (1980 – 1997)

- Herman Diederik Tjeenk Willink (PvdA) vicepresident Raad van State (1997 - 2012)

- Piet Hein Donner (CDA) vicepresident Raad van State (2012 – 2018)

- Thom de Graaf (D66) (zie foto) vicepresident Raad van State (2018 – heden).

- Thom de Graaf was voorheen burgemeester van Nijmegen (2007-2012) en is opgevolgd door Hubert Bruls (CDA) (zie foto).

Lees ook: A.M.L. van Rooij solliciteert naar de vacature van Vice-president van de Raad van State Nederlanden bekijk bij behorende Video 8.

Vanaf dat moment hebben minister president Ruud Lubbers (CDA) (zie foto) en alle CDA en PvdA ministers en staatssecretarissen in kabinet Lubbers III van de gemeente Sint-Oedenrode 's-Werelds grootste misdaadorganisatie gemaakt met eerst burgemeester Piet Schriek (CDA) en daarna burgemeester Peter Maas (CDA) als 's-Werelds grootste (vergiftigings-)dictator aan het hoofd. 

Als bewijs daarvoor zie de volgende foto met toelichting:

Burgemeester Schriek en wethouder Van Rossum nemen staatssecretaris Van Geel (r) onder handen.
Burgemeester Schriek en wethouder Van Rossum nemen staatssecretaris Van Geel (r) onder handen.

Vanuit deze verkregen dictatoriale macht hebben burgemeester Piet Schriek (CDA) en wethouder Cees van Rossum (CDA) (zie foto) achter de rug van Ad van Rooij om, zonder hem daarvan een kopie te hebben verstrekt, voormalig verantwoordelijk milieuminister Hans Alders (PvdA) (zie foto) in kabinet Lubbers III gedwongen tot het op 31 maart 1992 uitbrengen van de volgende hieronder ingelaste brief d.d. 31 maart 1992 aan de voorzitter van de Vaste Kamer Commissie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal:

Voor de resterende "blz. 28 t/m 118" (waarvan u 1 t/m 27 hierboven heeft gelezen) lees de volgende link in De Nieuwe Media.

Voor meer historische, wetenschappelijke, feitelijke en wettelijke onderbouw lees de volgende links met deeplinks op De Nieuwe Media.

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/alle-150-plus-75-leden-van-de-eerste-en-tweede-kamer-der-staten-generaal-zijn-verantwoordelijk-voor-sluipmoordende-chemische-genocide-op-miljarden-wereldbewoners/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/aangifte-valsheid-in-geschrifte-gepleegd-door-de-raad-van-state-10-april-2002-gedaan-op-het-politiebureau-in-sint-oedenrode-vlak-voor-de-moord-op-pim-fortuyn-6-mei-2002-rip/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/alle-ministers-vanaf-kabinet-kok-2-pvda-vvd-d66-tot-en-met-rutte-4-vvd-cda-d66-cu-zijn-verantwoordelijk-voor-de-moord-op-pim-fortuyn-julius-vischjager-pamela-hemelrijk-annelies-en-jos-van-rooij-en-ontelbare-andere-mensen/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/pim-fortuyn-werd-door-tweede-schutter-vermoord-op-6-mei-2002-in-het-mediapark-in-hilversum/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/alarm-u-wordt-vergiftigd-zal-de-wereld-ten-onder-gaan-aan-gif-milieu-en-bedrog-dit-boek-werd-geschreven-door-ine-veen-in-2008/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/80-jaar-na-d-day-komt-op-6-juni-2024-een-zeer-explosieve-bekentenis-naar-buiten-van-oud-verzetsstrijder-piet-van-haaren-over-landverraad-kort-voordat-de-tweede-wereldoorlog-officieel-begon/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/wim-wolbrink-toen-nog-op-aarde-nu-vanuit-de-hemel-bevestigde-al-op-21-juli-2007-dat-het-artikel-wat-xandernieuws-op-4-juni-2024-heeft-geschreven-volledig-op-waarheid-berust/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/is-maurits-von-lippe-biesterfeld-van-vollenhoven-keizer-en-koning-van-indonesie/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/de-oorzaak-van-het-voornemen-over-de-plannen-en-plaatsing-van-extra-windmolens-windturbines-in-de-gemeente-vijfheerenlanden-is-bekend-geworden-door-ad-van-rooij-voorheen-werkzaam-bij-philips-medical-systems/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/prins-bernhard-zur-lippe-biesterfeld-en-prins-maurits-van-oranje-nassau-van-vollenhoven-blijken-niet-de-rechtmatige-opvolgers-te-zijn-van-de-pruisische-koning-en-duits-keizer-wilhelm-2/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/een-ode-aan-wieteke-van-dort-dank-voor-je-warme-hart-voor-wie-je-was-en-wat-je-deed-voor-ad-van-rooij-en-zijn-gezin-rust-in-vrede-wieteke/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/heeft-napoleon-bonaparte-de-oorlog-gewonnen-de-openbaring-is-nabij/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/belgie-is-vanaf-het-verdrag-van-londen-van-19-april-1839-een-internationaal-erkende-soevereine-eenheidsstaat-met-vastgelegde-grenzen/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/de-laatste-prins-willem-3-van-oranje-heeft-met-zijn-koninklijke-goedkeuring-van-de-act-of-settlement-op-12-juni-1701-de-ondergang-van-het-verenigd-koninkrijk-en-gemenebest-van-naties-bewerkstelligd/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/de-op-16-augustus-2024-uit-te-spreken-kort-geding-uitspraak-door-de-ongrondwettige-rechtbank-zutphen-tegen-de-goddelijke-waarheidsspreker-alice-besselink-is-op-voorhand-op-de-dag-van-maria-ten-hemelopneming-op-15-augustus-2024-van-rechtswege-nietig/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/het-wereldwijde-feodalisme-vanuit-het-nooit-bestaande-nederland-vanuit-de-in-londen-opgerichte-benelux-unie-via-de-europese-unie-is-bij-de-maria-ten-hemelopneming-van-15-augustus-2024-beeindigd/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/het-kabinet-dick-schoof-van-het-nooit-bestaande-nederland-is-bij-de-maria-ten-hemelopneming-van-15-augustus-2024-beeindigd/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/de-verenigde-naties-hebben-met-de-registratie-op-25-april-1947-van-de-op-14-juni-1940-te-londen-gesloten-financiele-overeenkomst-van-het-nooit-bestaande-nederland-met-het-verenigd-koninkrijk-bij-de-maria-ten-hemelopneming-van-15-augustus-2024-zichzelf-op/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/oost-congo-de-vreselijke-oorlog-waar-het-westen-zijn-ogen-voor-sluit/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/de-belg-die-de-atoombom-aan-de-amerikanen-verkocht-door-een-amateur-diplomaat-is-belgie-in-volle-koude-oorlog-beland/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/fleur-agema-pvv-werkt-in-het-kabinet-schoof-samen-met-de-roofkapitalisten-van-de-politieke-partij-bbb-die-al-het-leven-op-aarde-willen-vernietigen/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/religie-is-een-vermomde-vorm-van-satanisme-wat-tot-heden-in-stand-wordt-gehouden-door-de-eigen-staat-en-kerk-geen-enkele-wet-is-tot-heden-rechtsgeldig-in-onze-wereld-behalve-de-tien-geboden-van-god/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/binnenkort-worden-alle-stelende-burgemeesters-van-de-342-nederlandse-gemeenten-en-fake-koning-willem-alexander-gearresteerd-door-de-burgers-en-berecht-voor-een-militair-tribunaal/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/joost-knevel-wederom-gearresteerd-op-2-november-2024-deze-keer-werd-joost-in-nederland-gevangen-genomen-omdat-hij-de-waarheid-over-satanisch-ritueel-misbruik-niet-naar-buiten-mag-brengen-over-jaap-van-dissel-en-de-kindermoorden-in-bodegraven/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/sam-broersma-de-kroon-misleidt-angstvallig-verborgen-gehouden-doofpotten-van-en-onder-willem-alexander-en-mark-rutte/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/hoe-lang-laat-huidig-minister-president-dick-schoof-van-het-nooit-bestaande-nederland-zich-nog-gebruiken-als-slaaf-van-mark-rutte-voor-het-uitroeien-van-de-mensheid-op-aarde/

https://www.de-nieuwe-media.nl/l/het-puzzelstukje-dat-vicepremier-fleur-agema-pvv-ons-toespeelde-de-navo-is-noodzakelijk-om-agenda-2030-en-de-wereldwijde-genocide-en-controle-van-alle-wereldburgers-uit-te-kunnen-voeren/

ONZE NIEUWSTE ARTIKELEN

President Joe Biden is als staatshoofd en regeringsleider van de Verenigde Staten Grondwettelijk verplicht om secretaris-generaal Mark Rutte van de NAVO op 23 november 2024 in de Verenigde Staten per direct te laten arresteren en op te sluiten in een gevangenis omdat hij op de bodem van de Verenigde Staten op 22 november 2024 mensheid dodende...